Basiscursus: De anatomie van onze honingbij.
- De anatomie
van onze honingbij is veel complexer dan je wellicht verwacht.
Voor het imkeren is kennis van het onderstaande echter wel voldoende:
|
|
- De tong (1) voor opnemen vloeibare stoffen.
- De tong is maar één onderdeel van de totale
slurf.
- De bovenkaken (4) voor het bouwen van bijenraat,
verwerken van propolis, en eten van stuifmeel:
Loading the player...
- De borstspeekselklieren (13) waar de enzymen
worden gemaakt,
die aan de nectar/honing worden toegevoegd.
- De rekbare endeldarm (nr. 26).
- De honingmaag (nr. 39):
- als tijdelijke opslagruimte (voor transport), of
- als doorgang naar de darmen.
- Het honingventiel (nr. 38):
- als sluis (al dan niet voedsel doorlaten), en
- als zeef (stuifmeelkorrels, stof en ziektekiemen
uit de inhoud van de honingmaag afvoeren naar de darmen).
- De grotendeels open bloedsomloop (gesloten (18) richting kop).
- De ademhaling die via
tracheeën (buisjes) gebeurt.
- Verversing van de lucht gebeurt bij grote inspanning via een "harmonicabeweging".
- Onze honingbij heeft dus geen rood bloed.
- De wasklieren (nr. 14) aan de onderzijde van het achterlijf (vloeibare was => wasplaatjes).
- De vleugels die bij de vleugelgesp (15) zijn te ontkoppelen.
Onze honingbij kan daardoor met de borstspieren warmte genereren zonder te vliegen.
- De beide achterpoten van de werkbij die op de scheen twee voorzieningen hebben voor het verzamelen van stuifmeel:
- Op de rand van de scheen staan gebogen haren die een korfje vormen, en
- op de top van de scheen zit een stevige kam.
Loading the player...
- Specifiek voor de koningin:
- De eierstokken, en
- de zaadblaas (die alleen bij nog jonge koningin kan worden gevuld,
omdat alleen de jonge koningin op
bruidsvlucht gaat).