AVB

Uit Imkerpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

In geval van amerikaans vuilbroed wordt het jongste broed als eerste getroffen. Dus, zodra je een sterk verzwakt volk aantreft dat geen open broed meer heeft, dan is dat een indicatie voor AVB. Verdere diagnose:

  • De broedramen, matig bezet met bijen, vertonen onregelmatig verspreide verzegelde broedcellen met gedeeltelijk ingevallen celdeksels (met soms een gat erin).
  • De zgn. luciferproef kan duidelijkheid verschaffen. Trek met een lucifer de verdachte ingevallen cellen leeg. Er verschijnen dan vuilwitte tot bruingele slijmdraden. De leeggetrokken cellen verspreiden een lijmgeur.

Als bovenstaande symptomen (slijmdraden en lijmgeur) aantoonbaar, en merkbaar aanwezig zijn dan heb je de fase van klinische besmetting bereikt. Van de sporen van de Paenibacillus larvae zijn namelijk vele miljarden sporen nodig om een besmetting te vestigen. Sterke volken met een hoge poetsdrift ruimen de zieke larven op voordat ze infectieus worden.

De sporen van de Paenibacillus larvae zijn in grote mate resistent. AVB-sporen kunnen tot wel 100 jaar levensvatbaar blijven. Tussen een eerste besmetting en het constateren van klinische symptomen kunnen meerdere jaren verlopen.

Verspreiding van amerikaans vuilbroed geschiedt door het onderlinge contact tussen bijen, en wordt soms ook bevordert door bepaalde handelingen van de imker. Voorbeelden:

  • Binnen het volk: via het voeren van de larven. De huisbijen poetsen en voeren. De AVB sporen worden bij het voeren via de monddelen en de poten overgedragen op de larven.
  • Van volk tot volk: via vervliegen en roverij.
  • Door de imker: via het overhangen van ramen en raten; via het voeren van besmette honing, besmet gereedschap en kastmateriaal.

AVB kan eigenlijk alleen worden voorkomen door een tijdige diagnose (het jaarlijks laten uitvoeren van een voederkransonderzoek op aanwezigheid van de sporen) gevolgd door al dan niet actie op grond van die diagnose:

  • Bij een lichte besmetting is er geen gevaar voor een klinischeuitbraak als het sterke volken betreft met voldoende dracht.
  • Bij een zware besmetting met kans op uitbraak gelden de volgende adviezen:
    • Alle ramen met honing moeten worden geoogst; dus niet terugvoeren!
    • Minstens 50% van het ratenbestand moet worden vernieuwd.
  • De gesmolten was mag niet in het circuit van de fabricage van kunstwas terechtkomen; het beste is deze te vernietigen of te gebruiken voor de fabricage van kaarsen.
    • Voer in drachtarme perioden kleine hoeveelheden suikerwater: een kwart liter per dag 1: 1.
    • Maak van ernstig besmette volken verzamel-/hongerzwermen.