Ademhaling
De ademhaling, de uitwisseling van koolzuur en zuurstof, vindt bij onze honingbij plaats door middel van zogeheten tracheeën. Dat zijn haarfijne buisjes die door het gehele lichaam lopen en via luchtholtes met stigma's (ademhalingsopeningen) in contact staan met de buitenlucht.
Bij de actieve luchtverversing spelen twee specifieke tracheeën (een links, en eentje rechts) een grote rol. Deze twee tracheeën:
- worden ook wel luchtzakken genoemd,
- zijn in verhouding zeer groot.
- lopen in de lengterichting van de honingbij, en
- zijn flexibel.
Vanwege de flexibiliteit kunnen deze twee tracheeën groter en kleiner worden, zodat de honingbij via harmonikabewegingen de lucht beurtelings naar binnen en naar buiten kan pompen.
Als de honingbij zich nauwelijks inspant vind de meeste luchtverversing plaats via de stigma T2 (zie illustratie). Pas bij een grotere inspanning worden ook de openingen in het achterlijf ingeschakeld waarbij de uitademing grotendeel via A1 verloopt. Dit is mogelijk doordat er in de stigma's ventielen zitten die de richting van de luchtstroom kunnen bepalen.
Bij de ademhaling van de honingbij speelt het doorzichtige hemolymfe dus geen rol (in tegenstelling tot het rode bloed bij gewervelde dieren).
De tracheeën kunnen worden aangetast door de tracheeënmijt.