Apis: verschil tussen versies

Uit Imkerpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
k
(9 tussenliggende versies door 2 gebruikers niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
[[image:Apis_Dorsata_en_Florea.jpg|thumb|right|400px|Apis dorsata (die grote) en Apis florea (die kleinere)]]
+
[[image:Apis.jpg|500px|right|thumb|Illustratie uit voetnoot<ref name=schotanus>A.Schotanus. Over bijensoorten, -rassen, -stammen, en -lijnen. Maandblad Vlaamse Imkersbond, 1998, nummer 3</ref>.]]
[[image:Apis_Cerana.jpg|204px|right|thumb|Apis cerana]]
+
''' ''Apis'' '''is de wetenschappelijk naam voor het geslacht honingbij en bevat de volgende soorten<ref name=schotanus/>:
''Apis'' is de wetenschappelijk naam voor het '''geslacht honingbij''', die vervolgens onder de '''familie [[bijengids|bijen]]''' (''Apidea'') valt, die vervolgens onder de '''orde vliesvleugeligen''' (''Hymenoptera'')<ref>Waarvan o.a. ook de wespen en de mieren deel uitmaken</ref> valt.
 
 
 
 
 
Het geslacht honingbij (''Apis'') bevat de volgende soorten<ref>A.Schotanus. Over bijensoorten, -rassen, -stammen, en -lijnen. Maandblad Vlaamse Imkersbond, 1998, nummer 3</ref>:
 
 
# [[Apis mellifera]],
 
# [[Apis mellifera]],
 
# [[Apis cerana]]
 
# [[Apis cerana]]
Regel 15: Regel 11:
 
# [[Apis andreniformis]]
 
# [[Apis andreniformis]]
  
Tot omstreeks 1980 was het aantal onderkende soorten beperkt tot de Apis mellifera, de Apis cerana, de Apis dorsata en de Apis florea. Pas in de jaren 80 en 90 zijn ook de andere soorten als aparte soorten onderkend.
+
 
 +
[[image:Apis_Dorsata_en_Florea.jpg|thumb|left|400px|Apis dorsata (die grote) en Apis florea (die kleinere)]]
 +
Tot omstreeks 1980 was het aantal onderkende soorten beperkt tot de Apis mellifera, de Apis cerana, de Apis dorsata en de Apis florea. Pas in de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw zijn ook de andere soorten als aparte soorten onderkend.
 +
 
 +
 
 +
De oorsprong van al deze soorten ligt in de (sub-) tropische gebieden van Zuidoost Azië, en de meeste soorten (met uitzondering van de mellifera en de cerana) komen nog steeds alleen hier voor.
 +
 
 +
 
 +
De Apis dorsata, Apis laboriosa, Apis florea, en Apis andreniformis zijn duidelijk primitiever dan de andere soorten. Zo construeren deze soorten hun raten (nog steeds) in de open lucht. De oorsprong van deze bijen ligt zo'n 5 tot 10 miljoen jaren geleden.
 +
 
 +
De afmetingen van de Apis florea en Apis andreniformis halen nauwelijks de helft van [[onze honingbij]], en hun raten zijn onder en rond één tak gebouwd.
 +
 
 +
De Apis dorsata en de Apis laboriosa zijn de reuzen onder de honingbijen. De [[werkbijen]] zijn bijna zo groot als de [[koningin]]en van onze honingbij. Zij bouwen hun ene raat onderaan een tak of rots.
 +
 
 +
De overige (allen holenbroedende) soorten benaderen de grootte van onze ''Apis mellifera'', maar deze is daarvan dan wel het grootst.
 +
 
 +
 
 +
"Pas" zo'n 1 miljoen jaar geleden kwamen de "holen broedende" soorten tot ontwikkeling. De kleinere toegang tot het volk maakte het verweer tegen zowel vijanden als weersomstandigheden veel gemakkelijker. De Apis dorsata had al op de raat leren [[bijendans|dansen]], maar de holenbroeders breidden dit uit tot een dans in donker.
  
  
De oorsprong van al deze soorten ligt in de (sub-) tropische gebieden van Zuidoost Azië, en komen - met uitzondering van onze mellifera - nog steeds alleen daar voor.
+
Groot nadeel van een omsloten woning was de regeling van de temperatuur in tijden van grote hitte. De holenbroedende bijen "leerden" daarom de warmte uit het hol te [[ventileren]], maar anderszins gaf het behoud van warmte ook de mogelijkheid om koelere streken op te zoeken. Gaandeweg verspreidden de holenbroeders zich in een relatief korte periode over een groot gebied met zeer verschillende klimatologische omstandigheden leidende tot weer meerdere (onder)soorten.
  
 +
Zo komt de Apis cerana niet alleen voor in Zuidoost Azië, maar ook verder naar het oosten en van daaruit naar het noorden.
  
De Apis dorsata, Apis laboriosa, Apis florea, en Apis andreniformis zijn aanzienlijk ouder van oorsprong ( 5 - 10 miljoen jaren geleden ) en primitiever dan de andere soorten. Zo construeren deze soorten hun raten (nog steeds) in de open lucht.
+
Zo'n 100.000 jaar gelden splitsten een aantal holenbroeders zich tevens naar het westen (Afrika) en vervolgens naar het noorden (Europa) af en raakten zó geïsoleerd, dat zij een eigen ontwikkeling (tot onze Apis mellifera) kregen.
  
 +
In verschillende gebieden in Azië leven meerdere holenbroedende soorten naast elkaar. Verschillende vormen van [[reproductieve isolatie]] hebben de genetische vermenging van deze soorten voorkomen.
  
"Pas" zo'n 1 miljoen jaar geleden kwamen de "holen broedende" soorten tot ontwikkeling. Door het kleine vlieggat waren zij beter in staat zich te weren tegen zowel vijanden als weersomstandigheden.
 
  
Meerdere raten werden mogelijk in de nestholte en daardoor betere opslagmogelijkheden. De Apis dorsata had al op de raat leren [[bijendans|dansen]], maar de holenbroeders breidden dit uit tot een dans in donker. Groot nadeel van een omsloten woning was de regeling van de temperatuur in tijden van grote hitte, maar dit gaf ook de mogelijkheid om ook koelere streken op te zoeken. Zo'n 100.000 jaar gelden splitsten een aantal holenbroeders zich tevens naar het westen (Afrika en Europa) af en raakten zó geïsoleerd, dat zij een eigen ontwikkeling (tot onze mellifera) kregen.
+
==De naaste verwanten van het geslacht Apis==
 +
Het geslacht ''Apis'' valt vervolgens onder de familie [[bijengids|bijen]] (''Apidea''), waaronder o.a. ook de hommels en de solitaire bijen vallen.
  
 +
Deze bijenfamilie  valt vervolgens onder de orde vliesvleugeligen (''Hymenoptera''), waaronder ook de wespen en de mieren vallen.
 +
Dat lijkt bij mieren misschien wat vreemd, maar soms hebben ook mieren vleugels! In de juiste tijd van het jaar (en als het mierennest groot genoeg is) kweekt de mierenkolonie namelijk niet alleen werksters, maar ook mannetjes en koninginnetjes. Zodra de klimatologische omstandigheden daartoe geschikt zijn vliegen die mannetjes en koninginnen bij meerdere kolonies gelijktijdig uit. In de Lage landen gebeurt dat vaak op warme dagen na een regenbui. De mannetjes en koninginnetjes paren dan net als bij [[onze honingbij]] in de lucht, waarna de mannetjes sterven en de koninginnetjes een nieuwe nestplaats zoeken om (inmiddels weer zonder vleugels) een nieuwe kolonie te vormen.
  
De ''Apis dorsata'' en de ''Apis laborioso'' zijn de "reuzen" onder de honingbijen, en de ''Apis florea'' en de ''Apis andreniformis'' zijn de "dwergen". De overige soorten benaderen de grootte van onze ''Apis mellifera'', maar deze is daarvan dan wel het grootst.
+
In onderstaand filmpje zie je vooral de (grote) gevleugelde jone mierenkoninginnen, maar heel even ook een paar (kleinere) gevleugelde mierenmannetjes.
  
 +
{{#ev:youtube|tiziEHMF8Uo|||(In de aan/uit te zetten ondertiteling wordt een nadere toelichting gegeven.)}}
  
 
==Voetnoten==
 
==Voetnoten==
 
<references />
 
<references />

Versie van 4 nov 2016 10:06

Illustratie uit voetnoot[1].

Apis is de wetenschappelijk naam voor het geslacht honingbij en bevat de volgende soorten[1]:

  1. Apis mellifera,
  2. Apis cerana
  3. Apis koschevnikovi,
  4. Apis nuluensis,
  5. Apis nigrocincta
  6. Apis dorsata
  7. Apis laboriosa
  8. Apis florea
  9. Apis andreniformis


Apis dorsata (die grote) en Apis florea (die kleinere)

Tot omstreeks 1980 was het aantal onderkende soorten beperkt tot de Apis mellifera, de Apis cerana, de Apis dorsata en de Apis florea. Pas in de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw zijn ook de andere soorten als aparte soorten onderkend.


De oorsprong van al deze soorten ligt in de (sub-) tropische gebieden van Zuidoost Azië, en de meeste soorten (met uitzondering van de mellifera en de cerana) komen nog steeds alleen hier voor.


De Apis dorsata, Apis laboriosa, Apis florea, en Apis andreniformis zijn duidelijk primitiever dan de andere soorten. Zo construeren deze soorten hun raten (nog steeds) in de open lucht. De oorsprong van deze bijen ligt zo'n 5 tot 10 miljoen jaren geleden.

De afmetingen van de Apis florea en Apis andreniformis halen nauwelijks de helft van onze honingbij, en hun raten zijn onder en rond één tak gebouwd.

De Apis dorsata en de Apis laboriosa zijn de reuzen onder de honingbijen. De werkbijen zijn bijna zo groot als de koninginen van onze honingbij. Zij bouwen hun ene raat onderaan een tak of rots.

De overige (allen holenbroedende) soorten benaderen de grootte van onze Apis mellifera, maar deze is daarvan dan wel het grootst.


"Pas" zo'n 1 miljoen jaar geleden kwamen de "holen broedende" soorten tot ontwikkeling. De kleinere toegang tot het volk maakte het verweer tegen zowel vijanden als weersomstandigheden veel gemakkelijker. De Apis dorsata had al op de raat leren dansen, maar de holenbroeders breidden dit uit tot een dans in donker.


Groot nadeel van een omsloten woning was de regeling van de temperatuur in tijden van grote hitte. De holenbroedende bijen "leerden" daarom de warmte uit het hol te ventileren, maar anderszins gaf het behoud van warmte ook de mogelijkheid om koelere streken op te zoeken. Gaandeweg verspreidden de holenbroeders zich in een relatief korte periode over een groot gebied met zeer verschillende klimatologische omstandigheden leidende tot weer meerdere (onder)soorten.

Zo komt de Apis cerana niet alleen voor in Zuidoost Azië, maar ook verder naar het oosten en van daaruit naar het noorden.

Zo'n 100.000 jaar gelden splitsten een aantal holenbroeders zich tevens naar het westen (Afrika) en vervolgens naar het noorden (Europa) af en raakten zó geïsoleerd, dat zij een eigen ontwikkeling (tot onze Apis mellifera) kregen.

In verschillende gebieden in Azië leven meerdere holenbroedende soorten naast elkaar. Verschillende vormen van reproductieve isolatie hebben de genetische vermenging van deze soorten voorkomen.


De naaste verwanten van het geslacht Apis

Het geslacht Apis valt vervolgens onder de familie bijen (Apidea), waaronder o.a. ook de hommels en de solitaire bijen vallen.

Deze bijenfamilie valt vervolgens onder de orde vliesvleugeligen (Hymenoptera), waaronder ook de wespen en de mieren vallen. Dat lijkt bij mieren misschien wat vreemd, maar soms hebben ook mieren vleugels! In de juiste tijd van het jaar (en als het mierennest groot genoeg is) kweekt de mierenkolonie namelijk niet alleen werksters, maar ook mannetjes en koninginnetjes. Zodra de klimatologische omstandigheden daartoe geschikt zijn vliegen die mannetjes en koninginnen bij meerdere kolonies gelijktijdig uit. In de Lage landen gebeurt dat vaak op warme dagen na een regenbui. De mannetjes en koninginnetjes paren dan net als bij onze honingbij in de lucht, waarna de mannetjes sterven en de koninginnetjes een nieuwe nestplaats zoeken om (inmiddels weer zonder vleugels) een nieuwe kolonie te vormen.

In onderstaand filmpje zie je vooral de (grote) gevleugelde jone mierenkoninginnen, maar heel even ook een paar (kleinere) gevleugelde mierenmannetjes.

(In de aan/uit te zetten ondertiteling wordt een nadere toelichting gegeven.)

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 A.Schotanus. Over bijensoorten, -rassen, -stammen, en -lijnen. Maandblad Vlaamse Imkersbond, 1998, nummer 3