Bijengif

Uit Imkerpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Bestand:Angelapparaat.JPG
Het angelapparaat in het achterlijf van de bij.

Bijengif (Latijn: Apium venenum) wordt alleen geproduceert door werksterbijen en de koningin, níet door de darren. Het bijengif wordt geproduceerd in de slangvormige gevorkte klier, wordt opgeslagen in de gifblaas, en wordt bij een bijensteek via de angel naar buiten gepompt.

Productie van bijengif

Werksterbijen produceren vanaf een leeftijd van ca 3 dagen reeds bijengif. Bij een leeftijd van ca 15 dagen (vooruitlopend op hun taken als wachtbij of buitendienst) is de gifblaas geheel gevuld met een inhoud van 0,3 milligram.

Zomerbijen kunnen gedurende een periode van 20 dagen bijengif blijven produceren. Na het ledigen van de ledigen van de gifblaas wordt deze dan gewoon weer gevuld.

Het oogsten van bijengif gebeurt met behulp van een elektrische kollektor. Deze bestaan in hoofdzaak uit een raamwerk van stroomvoerende draden en een glasplaat.

De kollektor wordt voor de vliegopening van een bijenkast geplaatst. In het bijzonder de terugkerende vliegbijen, landen hierbij op de draden, worden door de lichte stroomprikkelingen geirriteerd, en zullen dan steken waarbij het gif uit de gifblaas vrij komt.

Het gif zal op de glasplaat indrogen. Periodiek zal het van de glasplaat worden afgeschraapt, schoongemaakt en ingevroren of gevriesdroogd.


Samenstelling

De belangrijkste stoffen die samen het bijengif vormen zijn;

  • Phospholipase A ca 10% en enkele andere enzymen,
  • Histamine 1%
  • Mellaittine 50%
  • Apamine 2%
  • Peptide zoals Histamine, en Serotonine 20%
  • Dopamine 0,5%
  • Noradrenaline 0,5%

verder nog phospholipide, suikers, aminozuren en mineraalstoffen.


Gebruik en toepassing

  • Ontstekingremmer,
  • Antireumatische behandeling,
  • M.S. therapieën,
  • Cholesterol verlagend,
  • Bevorderlijk bij hartklachten,
  • Antibacterieel en stralingbeschermend,
  • Pijnbestrijding.
  • Als basisstof voor pharmaceutische producten,
  • Therapie tegen bijenallergie.