Bruidsvlucht

Uit Imkerpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Een jongen koningin kan natuurlijk niet eerder bevruchte eitjes leggen dan dat ze daartoe ook sperma heeft. Hiervoor gaat ze een of meerdere keren op bruidsvlucht naar de darrenverzamelplaatsen om met een of meerdere darren te paren.


Voorafgaand aan de bruidsvlucht heeft de jongen koningin al wel een aantal oriënteringvluchten uitgevoerd, zodat ze de weg naar het volk ook weer goed weet terug te vinden. Welllicht verkend ze gedurende die oriënteringvluchten ook alvast de route naar de darrenverzamelplaatsen.

Terwijl de jonge koningin op bruidsvlucht is gaan de achtergeblven werkbijen vaak stertselen bij de vliegopening. Op die manier wapperen ze met hun vleugels geuren uit hun geurklier (de Nassanovklier) de lucht in zodat de jonge koningin haar weg nog gemakkelijker weer terug vindt.

Voor moerloze volken is dat stertselen juist vaak een methode om te proberen om een koningin bij hen naar binnen te lokken (waarna het volk waar de jongen koningin vandaan kwam weer moerloos is).


De ideale omstandigheden voor een geslaagde bruidsvlucht zijn als volgt:

  • jonge koninginnen van 5 à 6 dagen oud,
  • zonnige dagen met temperaturen boven de 18 graden en niet te veel wind (lager dan 18 kilometer per uur), en
  • de aanwezigheid van veel darren vanaf 12 dagen oud op darrenverzamelplaats(en) op korte afstand (naarmate die afstand toeneemt - en de koninginnen verder moeten vliegen - gaan er meer koninginnen verloren en nemen de koninginnen minder sperma op [1] ).


Bij een paring stulpt het geslachtsorgaan van de dar naar buiten waardoor deze direct het leven laat. Dit geslachtsorgaan blijft dan aan de konigin zitten (het bevruchtingsteken) en moet eerst door haar, of door een volgende dar worden verwijderd. Als dat niet lukt dan moet ze eerst weer naar het volk terug om zich door de werkbijen te laten helpen om het bevruchtingsteken te verwijderen. Hierna gaat ze zo nodig weer op weg naar een volgende paring.


Paren en bevruchten vind bij onze honingbij op verschillende momenten plaats. Bij de paringen slaat de koningin het sperma op in haar spematheca (waarin men wel van 28 verschillende darren zaad heeft gevonden). Op zich kan 1 dar voldoende sperma leveren voor het geheel vullen van de spermatheca. Blijkbaar werkt de koningin telkens een gedeelte naar buiten om uiteindelijk maar van zoveel mogelijk verschillende darren sperma te hebben.

Pas op het moment van het leggen van een eitje 'beslist' de koningin (op grond van de grootte van de betreffende broedcel) om het eitje wel (werksterbij) of niet (dar) te bevruchten.


Voetnoten

  1. Astrid Schoots. Darrenkometen als noorderlicht. Bijenhouden, november 2007. In dit artikel verwijst zij naar de bron: T.en D. Szabo, American Bee Journan, augustus 2007