Dzierzon

Uit Imkerpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Dzierzon's leven in een notedop

Dzierzon
Dzierżoniów in Polen

Pastoor dr Johannes Dzierzon (1811 - 1906) werd als zoon van een poolse welgestelde landbouwer geboren in Lowkowitz, een stad in Silezië, dat toen in Duitsland lag, maar thans aan Polen toebehoort. Wie de plaats op de kaart gaat opzoeken, moet naar de huidige naam Dzierżoniów zoeken. Dzierzon maakte zijn geboortestad wereldberoemd!

Dzierzon toonde gedurende gymnasiumopleiding een bijzondere aanleg voor wiskunde. Toch ging hij hierna naar het seminarie, omdat hij als geestelijke (zoals hij zelf later schrijft) meer tijd zou hebben voor de bijen. In 1837 ( hij is dan 26) wordt hij tot pastoor benoemd in Karlstad.

In de omgeving van Karlsmarkt koopt hij dan vele stukken grond op, en op uiteindelijk 12 standen zet hij zijn (in totaal 300 à 400) volken neer. Het werden (in navolging van von Berlepsch) "leerstanden" waar hij van heinde en ver talloze belangstellenden ontving en onderrichtte. Vanaf 1844 levert hem dit enorm veel publiciteit op.


In zijn zoektocht naar een rendabele imkerij levert hij vervolgnes een belangrijke bijdrage aan:

Dzierzon is echter vooral beroemd geworden door zijn ontdekking dat darren resulteren uit niet bevruchte eicellen, oftwel:

Dzierzon kreeg nog tijdens zijn leven voor zijn wetenschappelijke verdiensten voor de bijenteelt heel wat lintjes en eerbewijzen. Zo kreeg hij het eredoctoraat van de universiteit van München in 1872 en de Staatsmedaille voor wetenschappelijke verdiensten hem toegekend door keizer Willem I in 1885.

In de duitse literatuur wordt Johannes Dzierzon vaak als Duitser voorgesteld. Dat komt wellicht ook door zijn duitstalige boeken, maar Dzierzon's ouders spraken pools. De Duitse taal leerde hij pas in een later stadium.

In 1884 keerde hij naar zijn geboortestad terug en na zijn dood in 1906 werd hij er begraven.


Dzierzon's bijdrage aan de uitneembare ramen

Dzierzon wilde op zijn leerstanden laten zien hoe je een "rendabele" imkerij kon opzetten. Het is echter moeilijk om rendabel te imkeren met vaste bouw (zoals in de korfimkerij) omdat je dan volken moet "afzwafelen" of "uittrommelen". Dit geldt temeer wanneer je met de inheemse "donkere bijen" werkt die zich dit moeilijk laten aanleunen. Dzierzon ging op zoek naar een kast waarmee je kon imkeren zonder het bijenvolk te verstoren of zelfs te vernietigen.


Een kastdeel van Christ.
De Klotzbeute waar Dzierzon eerst mee imkerde.

Dzierzon begon zijn zoektocht met de inheemse "donkere bijen" in een soort van achterbehandelings Klotzbeute met ramen. Deze Klotzbeute met ramen voldeden echter niet. De raampjes werden aan alle kanten vastgekit of met raat opgevuld. Toch zal hij deze Klotzbeute nog jaren lang, zelfs naast zijn inmiddels verbeterde kasten, blijven gebruiken.


Bijenhuis met achterbehandelingskasten. De foto is van Klaus Nowottnick op de kaft van zijn boekje Fascination Bienen; Wenen 1997.
Dzierzon's tweelingkast. Het linkerdeel is gesloten.

Dzierzon zoekt verder en neemt de kast van Christ over. Dat was een kast bestaande uit 3 à 4 houten op elkaar gestapelde bakken die van toplatten waren voorzien (waaraan een reepje was ervoor zorgde dat de bijen daar hun raat begonnen te bouwen). Uiteindelijk bevielen ook deze kasten niet.


Vervolgens maakte Dzierzon in 1838 een achterbehandelingskast die hij voorzag van (over gemonteerde latjes) schuifbare toplatten. Op grond van onderzoek / observatie kregen die toplatten in 1845 van Dzierzon een standaardbreedte van 1 zoll [1], en tussen de toplatten hanteerde hij een afstand van een 1/2 zoll. Aldus bepaalde Dzierzon als eerste een hart op hart afstand van 1 1/2 zoll (oftewel van ± 38 mm). Vanaf 1848 bracht hij in beide zijwanden van zijn achterbehandelingskast een groef van 1/4 zoll (± 8 mm) aan waarover / waarin de toplatten konden worden geschoven. Vanaf de achterkant van de achterbehandelingskast was het niet buitengewoon lastig om voor het oogsten de zijkanten van de raat van de zijwanden af te snijden. Al met al resulteerde dit dus voor het eerst in een kast met tamelijk gemakkelijk uitneembare raten.

Deze Dzierzonkasten zette hij naast en op elkaar in een gebouw waarin hij zijn volken binnen kon behandelen: Het bijenhuis met achterbehandelingskasten, zoals wij ze kennen in het duitse taalgebied, was ontstaan.


Als von Berlepsch op basis van de Dzierzonkast een eigen kast met uitneembare vierlatsraampjes gaat propageren blijft Dzierzon bij zijn bovenlatten en ontbrandt er tussen de beide een verbeten en onfrisse strijd. Nog in 1848 klaagt Dzierzon dat hij in geval van een vierlattig raampje, zo´n moeite moet doen om de vastgekitte raampjes los te wrikken. Als Dzierzon uiteindelijk toch zijn "tweelingkast" ook met raampjes ontwerpt zitten wij al een eind in de zestiger jaren en begint de Langstrothkast ook tot Europa door te dringen.

Bijenstand uit het geboortedorp van Dzierzon. De bijenkasten op de foto lijken ongetwijfeld op de kasten die Dzierzon er had staan: tweelingkasten met achterbehandeling.


Dzierzon's bijdrage aan de opmars van de Ligustica

Apis mellifera ligustica op de Liguster

Dzierzon's overstap naar de Ligustica zal verstrekkende gevolgen hebben voor de bijenteelt en de wijze van omgaan met bijen. Uit zichzelf zou de Ligustica zich in het Noorden niet hebben vertoond. In 1848 schrijft von Balderstein een boekje over de uitmuntende eigenschappen van deze bij uit Noord Italië. De Italiaanse Ligustica’s zouden veel rustiger, zwermtrager en “gebruiksvriendelijker” zijn. Dzierzon heeft dat boekje gelezen en het heeft zeer zijn aandacht getrokken; maar reizen van Italië naar Polen betekende toendertijd 14 dagen hobbelen in de stoomtrein en dat met bijen! Dat zag hij niet zitten. Toch is Dzierzon degene die uiteindelijk om de volgende redenen de imkerwereld met Ligustica´s op zijn kop zal zetten:

  1. De door Dzierzon ontwikkelde kast met uitneembare raten maakte op zich meer manipulaties met bijen mogelijk; de donkere bij liet zich dat met zijn onrustige gedrag echter moeilijk aanleunen.
  2. Door veranderingen in de landbouwmethoden waren de omstandigheden van het imkeren grondig veranderd: met de donkere bij ging men naar de late dracht (Boekweit en heide); de landbouw ging grote volken vragen op een vroege dracht. Onkruiden op de akkers en op het land die een bron van pollen en nectar opleverden werden weggespoten en de velden werden woestijnen, waar weinig te halen viel. Imkers met meerdere volken moesten gaan reizen wilde men de dames gezond en in leven houden. Met veel zwermende en redelijk agressieve bijen werd dat steeds moeilijker.
  3. Door een brand die een deel van zijn volken verwoestte en de steeds ernstiger gevolgen van Vuilbroed, keek Dzierzon begerig uit naar wat hij bij von Balderstein gelezen had.


In 1859 meldt Dzierzon zelf, dat "300 volken zijn uitgezet naar vele duitse staten; maar ook naar Zwitserland, Frankrijk, Noorwegen, Zweden, Hongarije en zelfs Rusland en Amerika.

In 1853 krijgt Dzierzon een aanbod dat hij onmiddellijk aangrijpt. Een imker uit Hannover, Prollius, heeft een Ligustica stand nabij Venetië; een instituut in Wenen bemiddelt voor Dzierzon en hij kan een aantal volken kopen. Prollius levert de bijen in Wenen af; vandaar gaan ze per trein naar Polen; daar doen ze 8 dagen over en er blijft één volk over. Dit ene volk is vele jaren lang het enige geëxporteerde ligusticavolk geweest. Nu blijkt het ongelooflijke vakmanschap van Dzierzon; Dat ene volk plaatst hij tussen 70 volken met donkere bijen. In de herfst beschikt hij over 27 raszuivere ligusticavolken !! In 1859 spreekt hij over 300 volken die hij overal naar toe laat gaan; in 1878 zijn het er "duizenden". Dzierzon beschikt over een enorme propaganda mogelijkheid. Door zijn leerstanden en spreekbeurten bereikt hij enorm veel imkers. Hij had de wind mee, omdat juist midden 19e eeuw imkerverenigingen zich aaneensloten in nationale en zelfs internationale verbanden; hij had veel tegenstanders maar discussieerde er stevig op los en zo kon het gebeuren, dat de Ligustica binnen luttele jaren de hele wereld overging.

De onvermijdelijke kruisingen met de inheemse donkere bij leverde evenwel agressieve hybriden op, die wij "landbijen" noemen; zij zijn er de oorzaak van, dat men de ligustica zuiver wilde houden. Overal gingen zij de inheemse donkere bij vervangen.

Al spoedig beviel echter ook de Ligustica niet en werd deze bij weer vervangen door carnica´s en andere rassen. Broeder Adam neemt in de eerste helft 20e eeuw de ligustica in combinatie met de aloude Engelse donkere bij op als basis voor zijn Buckfast.


Dzierzon en de ontdekking van de parthenogenese van de dar

Eenvoudige weergave van wat Dzierzon verstaan heeft onder parthenogenese van darren. De eicel is niet bevrucht door een zaadcel van enige dar die betrokken is geweest bij de bruidsvlucht van de moer. De eicel heeft alleen het genetisch materiaal van de moer; de dar die uit dit eitje ontstaat is genetisch identiek aan zijn moeder en heeft geen vader; de dar is geen mannetje met eigen mannelijke eigenschappen; hij is niet meer dan het verlengstuk van de moer,zijn moeder, bedoeld om haar eigenschappen door te geven.

Over de geslachtsbepaling van darren had men in Dzierzon´s tijd vele opvattingen; sommige ervan zijn nog steeds te beluisteren: werksters likken de moer bij haar eileg en dat bepaalt het geslacht; of: speciaal voedsel maakt de dar. Een andere mening was, dat uit de rechter eierstok van de moer vrouwtjes- uit de linker mannetjes worden geboren. Een aparte "moeder" voor de darren was ook een veel gehoorde opvatting.


In 1835 ontdekte Dzierzon dat een moer die niet kon vliegen alleen maar darren kreeg. In zijn hoofd zal hij gedacht hebben aan de ontdekking van Huber, in 1792, dat de moer op bruidsvlucht gaat. In 1845 schrijft hij in een essay, dat "darreneitjes geen bevruchting nodig" hebben. Een stokoude moer immers of een onbevruchte moer krijgen alleen maar darren. De zienswijze van Dzierzon was revolutionair in die dagen en het leverde veel geruzie op. Van alle kanten wordt hij verketterd en aangevallen. Dan krijgt hij de zo begeerde steun van de bioloog von Siebold, professor aan de universiteit van München; deze had de parthenogenese bij mieren en vlinders ontdekt. Met deze geleerde treedt Dzierzon samen op op het grote Duitse imkercongres in 1852. In de biologie is het een spectaculaire tijd: Mendel was met zijn overervingwetten bezig; Darwin schreef een essay over the "origin of species". Sinds 1853 heeft Dzierzon de gele ligustica in huis: Een gele moer, standbevrucht, ( bij hem zijn dat donkere darren) levert hybride werksters op, maar alle zonen zijn geel!! Volgens de wetten van Mendel kon dat helemaal niet.


Na haar bruidsvlucht heeft de moer zaadcellen opgeslagen van 15 tot 25 darren. In het volk levert dat evenzoveel subpopulaties van werksters op. Als bij de bevruchting darren van meerdere rassen betrokken waren, kunnen de verschillen in eigenschappen van deze subpopulaties groot zijn. Omdat de zonen van de moer uit onbevruchte eitjes afkomstig zijn, zullen zij alle identiek zijn aan de moer.

Dzierzon ziet een donkere moer in een geel volk; volgens zijn eigen theorie moeten alle darren donker zijn. Tot zijn ontsteltenis echter ziet hij ook gele darren lopen, die niet "van buiten" konden komen. Van eileggende werksters kon hij geen weet hebben en als wetenschapper, bescheiden en kritisch tegenover zichzelf, ging hij ernstig twijfelen aan de juistheid van zijn theorie. In 1856 ontmoet hij opnieuw von Siebold, die hem ervan wist te overtuigen, dat hij het toch bij het goede eind had. De tegenstand werd er niet minder op. Von Berlepsch (Weimar) haalt er professoren bij die met behulp van hun microscoop Dzierzon gelijk gaven. Mendel gaat op onderzoek uit en steunt Dzierzon; de Kerk echter was daar minder blij mee en verbrandde alle geschriften van Mendel en "redde zo de wereld van de ondergang". Dzierzon legde in 1869 zijn ambt neer. Tot op hoge leeftijd moest Dzierzon zijn theorie verdedigen tegen apotheker Metzger uit Budapest ; tegen de wetenschapper Dickel in 1891: "de moer legt alleen bevruchte eitjes!" een mening die vele wetenschappers bleven aanhangen; in augustus 1959 nog: Maes in het maandblad van de Vlaamse Imkersbond. 1872 is het jaar van grote erkenning: Bij gelegenheid van haar 400 jarig bestaan eert de universiteit van München hem met een eredoctoraat. In 1884 keert Dzierzon ( hij is nu 73 jaar) naar zijn geboortestad terug, tot groot verdriet van Karlsmarkt, dat een groot man en trekpleister zag vertrekken. In 1885 krijgt hij de wetenschapsmedaille uitgereikt door Willem I. In 1905 verzoent hij zich met de kerk; en een jaar later overlijdt hij op 26 oktober 1906.


Bronnen


Voetnoten

  1. het oudduitse 'zoll' is ongeveer evengroot als de oudnederlandse 'duim' en de nog steeds gebruikte engelse 'inch' oftewel ongeveer 2,54 cm