Levensduur

Uit Imkerpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Bij volwassen insecten worden versleten cellen over het algemeen niet vervangen. Ze sterven daarom zodra de lichaamdelen versleten zijn.

Dit geldt ook voor onze honingbij, waarbij werkbijen, darren, koningin en bijenvolk een verschillende levensduur hebben.



De levensduur van de werkbij

In 1861 constateerde Dzierzon dat er in een kunstzwerm van donkere bijen, waarin hij een gepaarde ligustica-koningin had ingevoerd, na zes weken alleen nog werkbijen met ligustica-kenmerken voorkwamen. Hij concludeerde daaruit dat de levensduur van de donkere werkbij in de zomer op zes weken moest worden gesteld.


Ook heden ten dage wordt meestal gesteld dat de werkbij na 3 weken binnendienst en daarna 3 weken buitendienst (in totaal dus na 6 weken) versleten is en sterft.


Op grond van verschillende onderzoeken weten we in inmiddels dat die levensduur van 6 weken in de zomer meestal niet wordt gehaald.

  • Volgens onderzoek van Visscher & Dukas [1] variëert de gemiddelde levensduur van vliegbijen tussen 2 en 17 dagen, met een gemiddelde van 7,7 dagen. Slechts 21% overleeft de periode van 10 dagen.
  • Volgens onderzoek van Liebig[2] wordt een werkbij na het uitlopen gemiddeld niet ouder dan 2 tot 3 weken.

Gezien deze resultaten kan het niet anders dan dat ook de binnendienst over het algemeen korter is dan de vaak gestelde 3 weken.


Echter, winterbijen, en ook bijen in een zwerm, kunnen (veel) langer leven dan 6 weken. Volgens Liebig[2] hangt de levensduur van de werkbij vooral af van de hoeveelheid te verzorgen broed: hoe meer broed een werkbij moet verzorgen hoe korter ze leeft. In de verschillende fasen van de ontwikkeling van een bijenvolk, en ook onder invloed van andere omstandigheden, kan de levensduur van onze honingbij dus veel korter, maar ook veel langer zijn dan 6 weken:

  • Na de winter is rond 1 april het bijenvolk op zijn kleinst waarna er normaal gesproken sprake is van een snelle groei. Deze snelle groei vergt veel van de dan levende werkbijen waardoor deze gemiddeld korter leven.
  • Naarmate het volk groeit kan de koningin steeds meer eitjes leggen, maar op een bepaald moment bereikt ze haar maximum dagelijkse eileg. Hierdoor ontstaat er op termijn een situatie dat er gezien de hoeveelheid broed een teveel aan voedsterbijen is. Die voedsterbijen slijten minder, kunnen langer leven, en staan mede aan de basis van zwermneiging.
  • Een groot gedeelte van de bijen in een zwerm komen dus uit een situatie waarin ze niet zo hard hoefden te werken, nauwelijks broed hoefden te verzorgen, en daardoor langer leven. Dit is natuurlijk ook wel nodig om de periode totdat er weer nieuwe bijen worden geboren goed te kunnen overbruggen. In die periode moeten de bijen een nieuwe woning vinden, nieuwe raten bouwen, en bij een nazwerm moet ook nog eerst de koningin op bruidsvlucht. Zonder langer levende bijen is zo'n periode niet te overbruggen.
  • In het najaar, met het korter worden van de dagen, zal de koningin steeds minder gaan leggen. De nieuw geboren bijen hebben enerzijds een overvloed aan verzorgers en hoeven anderzijds zelf steeds minder nieuwe geboren bijen te verzorgen. In het najaar is er ook steeds minder dracht waardoor ook de werkzaamheden voor de haalbijen verminderen. Al met al ontstaan zo de winterbijen die wel tot zo'n 7 maanden kunnen leven.


Deze verschillende levensduren worden in hoge mate beïnvloed door de voedselreserves in het lichaam van de werkbij, en dan met name de mate van aanwezigheid van vitellogenine in de vetlichaampjes van de werkbij. Zo bevat een bij uit de buitendienst minder vitellogenine dan een bij uit de binnendienst en bepaalt vooral dit "tekort" dat de haalbij niet meer zo lang zal leven. Echter, zelfs een haalbij die nog niet zo lang fourageert lijkt middels de opname van voldoende vitellogenine alsnog tot een langlevende winterbij te kunnen worden getransformeerd[3]


De mate van slijtage / veroudering - als gevolg van de uit te voeren werkzaamheden, en dan dus met name de broedverzorging - geeft dus een bovengrens aan de mogelijke levensduur van een werkbij. Vervolgens is het echter nog allesbehalve zo dat de meeste werkbijen die bovengrens daadwerkelijk halen. Veel werkbijen gaan al eerder dood door een van de volgende oorzaken:

  • een (kwantitatief en/of kwalitatief) slecht drachtgebied,
  • gevangen en opgegeten door andere dieren (meestal door vogels of andere insecten zoals bijvoorbeeld de bijenwolf),
  • door parasieten (zoals de varroa en de tracheeënmijt),
  • door schimmels,
  • door bacteriën (zoals AVB), en
  • door virussen.

Overigens is het daarbij wel zo dat ook hier slijtage / veroudering wel een rol speelt. Oudere - meer versleten - bijen zijn kwetsbaarder voor deze invloeden.

De levensduur van de dar

De levensduur van een dar is sterk verschillend afhankelijk van de tijd van het jaar, klimatologische (temperatuur en wind) omstandigheden en waarschijnlijk met name de voedselomstandigheden waarin de dar opgroeit. Een sterk verkortend effect op de levensduur is opgegeten worden, wat vooral plaatsvindt wanneer sterk gevlogen wordt[4]. In verschillende onderzoeken in verschillende maanden en drachtomstandigheden zijn dan ook sterk verschillende levenduren van darren gemeten met een spreiding van 12[4] dagen tot 90[5] dagen.

Rueppell, Fondrk en Page Jr[6] vonden in hun onderzoek een grote overeenkomst tussen de levensuur van darren en werkbijen uit hetzelfde volk (en dezelfde tijd van het jaar).

De levensduur is korter in de zomer dan in het voorjaar en herfst. De levensduur is het kortst in de zwermtijd wanneer darren veel paringsvluchten maken. Darren waarbij het langer duurt voordat ze voor het eerst vliegen (minder volgroeid zijn?) sterven daarna eerder dan darren die sneller beginnen met vliegen[6].

De levensduur van darren kan ook aanzienlijk bekort worden door de werksters. Dat gebeurt bij optredende voedselschaarste en in het najaar bij de darrenslacht.

De levensduur van de koningin

De bijenkoningin kan vijf tot zes jaar leven. Blijkbaar heeft haar intense reproductieactiviteit geen noemenswaardig slijtage-effect.

Meestal leeft een koningin echter korter dan 5 jaar. Zodra ze minder gaat presteren, of zodra ze darrenbroedig wordt, zullen de bijen haar vervangen.

De werkbijen wachten de uiteindelijk natuurlijke dood van een steeds slechter presterende koningin niet af aangezien de werkbijen voor het maken van een nieuwe koningin afhankelijk zijn van de eitjes die de slechter presterende koningin nog legt. Als de werkbijen te lang wachten dan lopen ze het risico dat de slechter presterende koningin uiteindelijk wellicht geen bruikbare eitjes meer legt.

De levensduur van het bijenvolk

Tenzij het volk wordt getroffen door een catastrofe kan het bijenvolk voortbestaan 'tot het einde der tijden'. Het bijenvolk heeft in principe een onbeperkte levensduur. Met het vervangen van de koninginnen verandert natuurlijk wel voortdurende de genetische basis van het volk.

Voetnoten

  1. P.K. Visscher and R. Dukas. Survivorship of foraging honey bees. Insectes Sociaux 44 , 1997, 1-5.
  2. 2,0 2,1 G.Liebig. Über das Lebensalter der Bienen. Kurzlebigkeit ist die Grundlage der Bienengesundheit. Deutsches Bienenjournal 10 (2) (2002), 48-50. Berlijn, Duitsland.
  3. GroVang Amdam and Stig W.Omholt. The Regulatory Anatomy of Honeybee Lifespan. Journal of Theoretical Biology, (2002) 216, 209–228.
  4. 4,0 4,1 R.W.Currie. The biology and behaviour of drones. Bee World 1987, 129-143.
  5. H.Fukuda, T.Ohtani. Survival and lifespan of drone honeybees. Researches on Population Ecology (19, 1977), 51–68.
  6. 6,0 6,1 Olav Rueppell, M. Kim Fondrk and Robert E. Page Jr. Biodemographic analysis of male honey bee mortality. Aging Cell (2005) 4, pp 13–19.