Nosema ceranae: verschil tussen versies

Uit Imkerpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Regel 1: Regel 1:
 
__NOTOC__
 
__NOTOC__
Nosema zijn sporevormende kleine schimmels. Er bestaan 2 vormen, te weten [[Nosema apis]] en '''Nosema ceranae'''. Deze twee lijken veel op elkaar, en het heeft enige tijd geduurd voordat ze werden onderscheiden.
+
[[Nosema]] zijn sporevormende kleine schimmels. Er bestaan 2 vormen, te weten [[Nosema apis]] en '''Nosema ceranae'''. Deze twee lijken veel op elkaar, en het heeft enige tijd geduurd voordat ze werden onderscheiden.
  
 
In 1994 beschreef Ingmar Fries als eerste de Nosema cerenae. Dat was echter niet in [[onze honingbij]], maar in de Aziatische honingbij ([[Apis|Apis cerana]]).<ref>(Fries et al. 1996)</ref>
 
In 1994 beschreef Ingmar Fries als eerste de Nosema cerenae. Dat was echter niet in [[onze honingbij]], maar in de Aziatische honingbij ([[Apis|Apis cerana]]).<ref>(Fries et al. 1996)</ref>

Versie van 30 jan 2010 23:45

Nosema zijn sporevormende kleine schimmels. Er bestaan 2 vormen, te weten Nosema apis en Nosema ceranae. Deze twee lijken veel op elkaar, en het heeft enige tijd geduurd voordat ze werden onderscheiden.

In 1994 beschreef Ingmar Fries als eerste de Nosema cerenae. Dat was echter niet in onze honingbij, maar in de Aziatische honingbij (Apis cerana).[1]

Lang is gedacht dat Nosema ceranae strikt met deze Apis cerana verbonden was, maar onlangs werd Nosema ceranae ook gevonden in Apis mellifera volken in Taiwan. [2] De Spaanse onderzoeker Higes toonde Nosema ceranae aan in Apis mellifera volken in Spanje. [3] Die Spaanse bevindingen waren zeer opmerkelijk omdat in Spanje geheel geen Apis cerana voorkomt!


Door de komst van Nosema ceranae is het ziektepatroon van de Nosema veranderd. Nosema apis heeft twee typische pieken, in het voorjaar en in het najaar. In de winter en in de zomer worden praktisch geen Nosema apis infecties gemeld.

In Spanje, in het Centro Apicola Regional (CAR) laboratorium van M. Higes, werden tot 2002 de meeste Nosema besmettingen ook in de lente en herfst gevonden maar vanaf 2003 veranderde dit. In 2005 was er geen seizoensinvloed meer te vinden! Gedurende het hele jaar kunnen Nosemasporen gevonden worden.

In de monsters van 2005 en 2007 uit Spanje, Frankrijk, Zwitserland en Duitsland bleek dat de meeste besmettingen inmiddels Nosema ceranae betrof. Slechts in een klein deel werd alleen Nosema apis gevonden, en in een paar gevallen werden beide Nosema soorten gevonden. Dit bevestigt het beeld, dat ook al in de USA is geconstateerd: Nosema ceranae lijkt Nosema apis te verdringen.


Nadat Nosema cerenae in 2007 voor het eerst in Nederalnd werd geconstateerd werden in 2008 ook in Nederland 170 imkers bezocht en zijn van 850 volken monsters genomen en onderzocht. Uit dit onderzoek bleek dat toen al nog maar 10% van de volken met Nosema apis besmet was en 87% van de volken met Nosema cerana. Slecht 10% van de monsters was niet besmet met het ene of het andere Nosema.


Wat Nosema ceranae precies in het lichaam van de honingbij doet weten we nog niet. Daarvoor is de ziekte nog te kort bekend. Laboratoriumtesten toonden aan dat na het voeren van gezonde jonge bijen met sporen van Nosema ceranae 80% van de ventriculuscellen besmet was. [4] In de ventriculuscellen werd de levenscyclus in drie dagen voltooid en werden weer nieuwe sporen gevormd die deels het lichaam verlieten en deels nieuwe cellen van de ventriculus besmetten. De bijen die met Nosema ceranae gevoerd werden waren binnen acht dagen allemaal dood.

De praktijk lijkt minder dramatisch te zijn. Ondanks het feit dat in de volken in de USA en in Europa al veel meer Nosema ceranae voorkomt dan Nosema apis zijn niet alle bijen meteen dood gegaan, ook niet die besmet zijn met Nosema ceranae. Toch moet er ernstig rekening mee gehouden worden dat Nosema ceranae, naast Varroa destructor een serieuze risicofactor is voor het bijenhouden.


Maatregelen

Voor het bestrijden van Nosema cerenae zijn er geen goede middelen voorhanden. Voorkomen is dan ook het enige. De sporen verspreiden zich onder meer in stuifmeel en via imkersmaterialen. Aanbevolen wordt om besmette raten te behandelen met ijsazijn en de kasten te behandelen met de verfbrander of met caustic soda. Besmette nectar die wordt teruggegeven moet eerst worden gekookt.


Voetnoten

  1. (Fries et al. 1996)
  2. Huang et al,2007
  3. Higes et al, 2006
  4. Higes et al, 2007


Navigatie