Prokopovych

Uit Imkerpedia
Versie door Albert Stoter (overleg | bijdragen) op 9 mrt 2010 om 13:38
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Petro Prokopovich

De Roemeen Petro Prokopovych (1775–1850) heeft verschillende belangrijke bijdragen aan de imkerij geleverd.

Prokopovich was de eerste die:

  • (in 1814) ramen in de honingkamer gebruikte waarbinnen de bijen hun raat moesten bouwen;
    • deze ramen werden nog wel aan elkaar en aan de kast vastgekit; pas in 1851 ontdekte Langstroth hoe dat kon worden voorkomen;
  • een hulpmiddel ontwikkelde om de moer uit de honingkamer te houden;
    • pas in 1849 werd het moerrooster zoals wij dat nu kennen uitgevonden.


Prokopovych' kast uit 1814
Prokopovych' kast in 1859

Na een korte periode in het leger nam Prokopovych al in 1798 ontslag en maakte hij kennis met het bijenhouden door de bijenklossen in de kleine bijentuin van zijn broer. In 1799 besloot Prokopovych om zich op het bijenhouden te gaan toeleggen, en in 1808 had hij al 580 volken.


Prokopovych bestudeerde de biologie van de bijenvolken en streefde er naar om de bestaande imkermethoden te verbeteren. Zijn belangrijkste doel was daarbij om methoden te ontwikkelen waarmee bijenvolken minder werd verstoord en minder werden beschadigd.


In 1814 had hij als eerste op de wereld een demontabele bijenkast met ramen gemaakt om aldus gemakkelijker honing te kunnen oogsten. Hij zorgde er voor dat er geen broed in die ramen kwam door de koninginen tegen te houden met houten schotten met gaten er in. In die achterbehandelingskast werden de ramen nog wel vastgekit, en het gebruikte "moerrooster" was nog vrij grof (en niet altijd succesvol), maar voor zijn tijd waren zijn uitvindingen een enorme vooruitgang.


Ramen met gaten voor grip bij achterbehandling

De door Prokopovych opgerichte imkerschool leverde meer dan 700 door hem opgeleide imkers af, en deze school had in 1855 2542 volken. Volgens Prokopovych was de bijenhouderij de meest rendabele vorm van landbouw, en hij bewees dat door er zelf tamelijk rijk van te worden.