Tickner Edwardes-kast: verschil tussen versies

Uit Imkerpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
 
(3 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
De kast van Tickner Edwardes.
+
__NOTOC__
 +
[[image:TicknerEdwardeskast.jpg|400px|thumb|Aanzicht en afmetingen van de kast|left]]
 +
[[image:schotman.jpg|252px|thumb|right|In het boek "stapelkast-systemen" stelt J.W. Schotman dat de kast slechts een voordeel heeft en wel door de combinatie dat de ramen in warmbouw staan èn dat men door het glasvenster het achterste (bouw)raam kan observeren: hierdoor wordt men tijdig ingelicht over zwermplannen en over de noodzaak, zolderruimte te geven. Als reis- of stapelkast is deze kast echter ongeschikt. In diverse artikelen in het maandblad van de [[VBBN]] was Schotman veel positiever]]
 +
Deze kast is ontwikkeld door [[Tickner Edwardes]], een beschrijving van deze kast staat in zijn boek "Beekeeping for All". De onderstaande omschrijving is echter gebaseerd op enkele artikelen van J.W.Schotman in het [[VBBN]]-maandblad: <ref>J.W.Schotman. "Een jaar imkeren". [[Maandbladen voor bijenteelt sinds 1898|
 +
Maandschrift voor Bijenteelt]], januari 1934</ref><ref>J.W.Schotman. "BRIEVEN UIT DEN HONIGH-HOF III". Maandschrift voor Bijenteelt, mei 1934</ref>
  
[[image:TicknerEdwardeskast.jpg|200px|thumb|De kast met afmetingen en in aanzicht weergegeven|left]]
 
 
 
 
 
De schrijfster van het prachtige "The Lore of the Honeybee", Mevr. Martha van Vloten heeft dit vertaald als "Het verhaal van de Honingbij".
 
 
Tickner Edwardes is van Hollandse afkomst, zijn naam Tickner is een verbastering van het woord tekenaar, het beroep van zijn vader.
 
 
Deze kast bergt standaard (Simplex)ramen, maar in warmbouw, en geeft gelegenheid tot uitbreiding naar achter.
 
 
Een beschrijving vindt men in Tickner Edwardes,'' "Beekeeping for All".''
 
 
De achterdeur klapt neer, zodra men de opzetrand achter even oplicht, en de haakjes, waarmee ze vaststaat, losmaakt.
 
 
Zwermen laat men achter inlopen.
 
 
[[image:tick1.jpg | thumb| De broedkamer in perspectief. |200px |left]]
 
[[image:tick2.jpg | thumb| De broedkamer van de zijkant met zichtbaar de scharnierende deur. |200px | center]]
 
 
Het dak was van hout, echter men kwam er al snel achter dat dat niet ideaal was en spoedig werden er materialen toegepast als dakleer, zink of eternietplaat;
 
 
''"Men maakt een houten dak en oliet dit goed met lijnolie.
 
Daarop bedekt men het met zeildoek of calico, dat aan de randen aan de onderkant wordt vastgespijkerd, en ook flink in de olie wordt gezet.
 
Vervolgens krijgt dit dak een laag grondverf, eventueel nog wat plamuur, daarna een laag gewone verf en een laag lakverf.
 
Men neemt bij voorkeur lichte kleuren, dit beschermt het beste tegen de zon en gaat de warmtestraling tegen.
 
Daarentegen wordt gewaarschuwd tegen het teeren of asfalteeren van de daken.
 
De donkere kleur slurpt de warmte op en is dus geen beschutting, terwijl in de hitte de teer of de asfalt zacht wordt, afdruipt, of de bijen er aan vastkleven".''
 
 
Aldus het beschreven artikel in bijen van mei 1934 door de heer Schotman.
 
 
 
In het boek "stapelkast-systemen" [[image:schotman.jpg|150px|thumb| omslag van het boek van J.W. Schotman| left]]
 
van J.W. Schotman schrijft hij dat de kast slechts een voordeel heeft en wel doordat de ramen in warmbouw staan en men door het glasvenster het achterste (bouw)raam kan observeren, wordt men tijdig ingelicht over zwermplannen en over de noodzaak, zolderruimte te geven. Als reis- of stapelkast is zij echter ongeschikt.
 
  
 +
==Omschrijving==
 +
De Tickner Edwardes-kast is een naar achter langwerpige kast, bestaande uit een vlakke bodem met afhellend vliegplank, op vier stevige pooten. Daarop een afneembare dubbelwandige rand, d.w.z. voorwand en zijwanden vormen vijf centimeter dikke gesloten doozen, de zijwanden zijn aan de binnenzijde iets lager, waardoor er hangruimte komt voor de oortjes van de maximaal 12 in [[warmbouw]] hangende [[simplexkast|(simplex)ramen]]. Het achterste raam is een gaasraam, des winters een glasraam.
  
 +
Zodra men de opzetrand achter even oplicht, en de haakjes losmaakt, kan men de achterwand naar beneden klapen om bijvoorbeeld een [[zwerm]] naar binnen te laten lopen.
  
 +
Het vlieggat is over de volle breedte van de binnenruimte. Tegen den voorwand hangt een verticaal plankje met in de hoogte verplaatsbare luifel waarin aan de onderzijde een kleiner vlieggat, eventueel met metaalschuiven, is aangebracht. Dit plankje hangt een centimeter boven de vliegplank en is dan buiten dienst, in gebruik zakt het tot op de vliegplank en verkleint het daarmee de invliegopening. De kast heeft nog een opzetrand, en een ruim en fraai dak. Op de broedkamer kan men met gemak twee honingzolders plaatsen of twee sectiebakken.
  
 +
Het dak was oorspronkelijk van hout, echter men kwam er al snel achter dat dat niet ideaal was en spoedig werden er materialen toegepast als dakleer, zink of eternietplaat.
  
 +
Deze kast heeft (zo stelt Schotman) vele voordeelen. Ze is koel in den zomer, warm in den winter, ze is rustig. Het broednest laat zich flexibel uitbreiden. Bij de behandeling is er onmiddellijk manipulatieruimte, omdat men geen raam buiten de kast behoeft te hangen en geen bijen drukt: men schuift het gaas- of glasraam wat naar achter en schuift de ramen achterwaarts wat uit elkaar. De bijen werken er voortreffelijk in. Door de bovenrand iets te lichten aan de achterzijde, kan men de achterklep neerslaan en nu door gaasraam of glasraam nazien, of de bijen al op de laatste raat werken. Staat de honingzolder op, dan kan men zonder stoornis de broedkamer van achter af behandelen.
  
 +
In het het 'Handboek der moderne bijenteelt' van Johan W. Schotman staan ook nog enkele [[tekeningen van de Tickner Edwardes-kast]].
  
  
 +
==Voorkomen en periode==
 +
Niet precies bekend, omstreeks 1920 - 1935.
  
  
==Voorkomen en periode==
+
==Voetnoten==
 +
<references />
  
Niet precies bekend.
 
  
Omstreeks 1920 - 1935
+
==Navigatie==
 +
* [[Bijenkasten|Naar andere bijenkasten]]
 +
* [[Bijen-behuizingen|Naar alle bijen-behuizingen]]

Huidige versie van 27 jan 2012 om 22:32

Aanzicht en afmetingen van de kast
In het boek "stapelkast-systemen" stelt J.W. Schotman dat de kast slechts een voordeel heeft en wel door de combinatie dat de ramen in warmbouw staan èn dat men door het glasvenster het achterste (bouw)raam kan observeren: hierdoor wordt men tijdig ingelicht over zwermplannen en over de noodzaak, zolderruimte te geven. Als reis- of stapelkast is deze kast echter ongeschikt. In diverse artikelen in het maandblad van de VBBN was Schotman veel positiever

Deze kast is ontwikkeld door Tickner Edwardes, een beschrijving van deze kast staat in zijn boek "Beekeeping for All". De onderstaande omschrijving is echter gebaseerd op enkele artikelen van J.W.Schotman in het VBBN-maandblad: [1][2]


Omschrijving

De Tickner Edwardes-kast is een naar achter langwerpige kast, bestaande uit een vlakke bodem met afhellend vliegplank, op vier stevige pooten. Daarop een afneembare dubbelwandige rand, d.w.z. voorwand en zijwanden vormen vijf centimeter dikke gesloten doozen, de zijwanden zijn aan de binnenzijde iets lager, waardoor er hangruimte komt voor de oortjes van de maximaal 12 in warmbouw hangende (simplex)ramen. Het achterste raam is een gaasraam, des winters een glasraam.

Zodra men de opzetrand achter even oplicht, en de haakjes losmaakt, kan men de achterwand naar beneden klapen om bijvoorbeeld een zwerm naar binnen te laten lopen.

Het vlieggat is over de volle breedte van de binnenruimte. Tegen den voorwand hangt een verticaal plankje met in de hoogte verplaatsbare luifel waarin aan de onderzijde een kleiner vlieggat, eventueel met metaalschuiven, is aangebracht. Dit plankje hangt een centimeter boven de vliegplank en is dan buiten dienst, in gebruik zakt het tot op de vliegplank en verkleint het daarmee de invliegopening. De kast heeft nog een opzetrand, en een ruim en fraai dak. Op de broedkamer kan men met gemak twee honingzolders plaatsen of twee sectiebakken.

Het dak was oorspronkelijk van hout, echter men kwam er al snel achter dat dat niet ideaal was en spoedig werden er materialen toegepast als dakleer, zink of eternietplaat.

Deze kast heeft (zo stelt Schotman) vele voordeelen. Ze is koel in den zomer, warm in den winter, ze is rustig. Het broednest laat zich flexibel uitbreiden. Bij de behandeling is er onmiddellijk manipulatieruimte, omdat men geen raam buiten de kast behoeft te hangen en geen bijen drukt: men schuift het gaas- of glasraam wat naar achter en schuift de ramen achterwaarts wat uit elkaar. De bijen werken er voortreffelijk in. Door de bovenrand iets te lichten aan de achterzijde, kan men de achterklep neerslaan en nu door gaasraam of glasraam nazien, of de bijen al op de laatste raat werken. Staat de honingzolder op, dan kan men zonder stoornis de broedkamer van achter af behandelen.

In het het 'Handboek der moderne bijenteelt' van Johan W. Schotman staan ook nog enkele tekeningen van de Tickner Edwardes-kast.


Voorkomen en periode

Niet precies bekend, omstreeks 1920 - 1935.


Voetnoten

  1. J.W.Schotman. "Een jaar imkeren". Maandschrift voor Bijenteelt, januari 1934
  2. J.W.Schotman. "BRIEVEN UIT DEN HONIGH-HOF III". Maandschrift voor Bijenteelt, mei 1934


Navigatie