Uiterlijk van onze honingbij: verschil tussen versies
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Regel 11: | Regel 11: | ||
** Twee facetogen, die bij de [[dar]] extra groot zijn. | ** Twee facetogen, die bij de [[dar]] extra groot zijn. | ||
** De monddelen bestaan uit sterke kaken, onder meer om er helmknoppen mee open te kunnen bijen, [[propolis]] mee te kunnen verwerken, [[bijenwas|was]] tot [[raat]] te verwerken en voorwerpen te verplaatsen. | ** De monddelen bestaan uit sterke kaken, onder meer om er helmknoppen mee open te kunnen bijen, [[propolis]] mee te kunnen verwerken, [[bijenwas|was]] tot [[raat]] te verwerken en voorwerpen te verplaatsen. | ||
− | ** De tong is hol, en | + | ** De tong is hol, en zit in ruststand onder het hoofd teruggeklapt. Het einde van de tong is lepelvormig. Afhankelijk van de [[Ondersoorten van de Apis mellifera|ondersoort]] is de lengte van de tong van de werkbij tussen de 5,7 en 7,5 milimeter. De tong van de [[koningin]] en de dar is veel korter dan die van de [[werkbij]]. |
* Borststuk | * Borststuk | ||
** Drie versmolten segmenten | ** Drie versmolten segmenten |
Versie van 6 dec 2010 16:25
Een mooie en gedetailleerde door Albert de Wilde geschreven beschrijving van de morfologie van onze honingbij is te vinden op zijn zeer informatieve site, of anders hier.
Onderstaand slechts een globale beschrijving:
Het bijenlichaam bestaat uit een kop, een borststuk en een achterlijf die bij de insnoeringen middels spieren zodanig met elkaar zijn verbonden dat ze geen contact met elkaar hebben. Elk onderdeel is opgebouwd uit segmenten of ringen, die een uitwendig skelet van chitine vormen.
- Kop
- Twee antennes voor reuk en tastzin.
- Twee facetogen, die bij de dar extra groot zijn.
- De monddelen bestaan uit sterke kaken, onder meer om er helmknoppen mee open te kunnen bijen, propolis mee te kunnen verwerken, was tot raat te verwerken en voorwerpen te verplaatsen.
- De tong is hol, en zit in ruststand onder het hoofd teruggeklapt. Het einde van de tong is lepelvormig. Afhankelijk van de ondersoort is de lengte van de tong van de werkbij tussen de 5,7 en 7,5 milimeter. De tong van de koningin en de dar is veel korter dan die van de werkbij.
- Borststuk
- Drie versmolten segmenten
- le segment: twee voorpoten met poetsinrichting om de sprieten te reinigen;
- 2e segment: twee middenpoten en een paar (voor)vleugels;
- 3e segment: twee achterpoten en een paar (achter)vleugels.
- De achterpoten bij de werksters zijn voorzien van een stuifmeelkam en stuifmeelkorfje.
- De voor- en achtervleugels zijn tijdens het vliegen door haakjes met elkaar verbonden en vormen één draagvlak.
- De koningin en de darren hebben een dikkere borst dan een werkbij (hetgeen het gebruik van een moerrooster mogelijk maakt).
- Drie versmolten segmenten
- Achterlijf
- Aan de bovenkant
- Bij de koningin en de werkbij zes, en bij de dar zeven donker gekleurde ringen.
- Tussen de ringen zitten, afhankelijk van de ondersoort, geel tot donkergrijs gekleurde haarbanden, waarvan ook de lengte per ondersoort verschillend kan zijn.
- Achteraan zit een geurklier (de zogeheten Nassanovklier).
- Aan de onderkant
- De werkster heeft tussen laatste 5 segmenten 4 paar wasspiegels aan de onderkant.
- Achteraan het achterlijf zit de angel. Verder kunnen op ieder segment ademhalingsopeningen (stigmata) gevonden worden.
- Aan de bovenkant
Gerelateerde informatie
- Zie voor meer inwendige details de anatomie van onze honingbij.