Uiterlijk van onze honingbij

Uit Imkerpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Een mooie en gedetailleerde door Albert de Wilde geschreven beschrijving van de morfologie van onze honingbij is te vinden op zijn zeer informatieve site, of anders hier.


Onderstaand een globale beschrijving:

Het bijenlichaam bestaat uit een kop, een borststuk en een achterlijf die bij de insnoeringen middels spieren zodanig met elkaar zijn verbonden dat ze geen contact met elkaar hebben. Elk onderdeel is opgebouwd uit segmenten of ringen, die een uitwendig skelet van chitine vormen.

Een schematische weergave van de buitenkant van onze honingbij.
  • Kop
    • Twee antennes voor reuk en tastzin.
    • Twee facetogen, die bij de dar extra groot zijn.
    • De monddelen bestaan uit sterke kaken, onder meer om er helmknoppen mee open te kunnen bijen, propolis mee te kunnen verwerken, was tot raat te verwerken en voorwerpen te verplaatsen.
    • De tong, die in rust is teruggeklapt, is hol, en het einde is lepelvormi g. Afhankelijk van de ondersoort is de lengte tussen de 5,7 en 7,5 milimeter. Daaarbij is de tong van de de koningin en de dar is deze veel korter dan die van de werkbij.
  • Borststuk
    • Drie versmolten segmenten
      • le segment: twee voorpoten met poetsinrichting om de sprieten te reinigen;
      • 2e segment: twee middenpoten en een paar (voor)vleugels;
      • 3e segment: twee achterpoten en een paar (achter)vleugels.
    • De achterpoten bij de werksters zijn voorzien van een stuifmeelkam en stuifmeelkorfje.
    • De voor- en achtervleugels zijn tijdens het vliegen door haakjes met elkaar verbonden en vormen één draagvlak.
    • De koningin en de darren hebben een dikkere borst dan een werkbij (hetgeen het gebruik van een moerrooster mogelijk maakt).
  • Achterlijf
    • Aan de bovenkant
      • Bij de koningin en de werkbij zes, en bij de dar zeven donker gekleurde ringen.
      • Tussen de ringen zitten, afhankelijk van de ondersoort, geel tot donkergrijs gekleurde haarbanden, waarvan de lengte ook per ondersoort verschillend is.
      • Achteraan zit een geurklier (de zogeheten Nassanovklier).
    • Aan de onderkant
      • De werkster heeft tussen laatste 5 segmenten 4 paar wasspiegels aan de onderkant.
    • Achteraan het achterlijf zit de angel. Verder kunnen op ieder segment ademhalingsopeningen (stigmata) gevonden worden. Zie voor meer inwendige details de anatomie van onze honingbij.