Vliegopening: verschil tussen versies

Uit Imkerpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Regel 5: Regel 5:
 
* ligt richting zon (bij ons in Nederland dus op het zuiden, en wellicht zuidoosten zodat de bijen eerder de zon in de gaten krijgen);
 
* ligt richting zon (bij ons in Nederland dus op het zuiden, en wellicht zuidoosten zodat de bijen eerder de zon in de gaten krijgen);
 
* is in goede verhouding tot de grootte van het bijenvolk (daarbij voldoende groot om files te voorkomen, maar klein genoeg om goed - tegen bijvoorbeeld [[roven]] - te kunnen verdedigen);
 
* is in goede verhouding tot de grootte van het bijenvolk (daarbij voldoende groot om files te voorkomen, maar klein genoeg om goed - tegen bijvoorbeeld [[roven]] - te kunnen verdedigen);
* biedt voldoende ventilatiemogelijkheden, maar voert ook weer niet teveel warmte af (dit moet beoordeeld worden in relatie tot andere bronnen van ventilatie zoals een [[open of gesloten bodem]] van een bijenkast).
+
* biedt voldoende ventilatiemogelijkheden, maar voert ook weer niet teveel warmte af (dit moet beoordeeld worden in relatie tot andere bronnen van ventilatie zoals een [[open of gesloten bodem]] van een bijenkast);
 +
* is beschut tegen de wind zodat de bijen rustig en gemakkelijk bij (of in) de opening kunnen landen.
  
  
 
In de winter moet de vliegopening wellicht worden verkleind om [[muizen]] de toegang te ontzeggen.
 
In de winter moet de vliegopening wellicht worden verkleind om [[muizen]] de toegang te ontzeggen.

Versie van 17 aug 2011 10:11

Over de optimale vliegopening valt veel te zeggen. Gezien de vele huisvestingen van volken (schoorstenen, bijenkorven met de opening in het midden, bijenkasten met de opening beneden, etc.) blijkt dat de bijen met veel overweg kunnen.


De optimale vliegopening:

  • ligt richting zon (bij ons in Nederland dus op het zuiden, en wellicht zuidoosten zodat de bijen eerder de zon in de gaten krijgen);
  • is in goede verhouding tot de grootte van het bijenvolk (daarbij voldoende groot om files te voorkomen, maar klein genoeg om goed - tegen bijvoorbeeld roven - te kunnen verdedigen);
  • biedt voldoende ventilatiemogelijkheden, maar voert ook weer niet teveel warmte af (dit moet beoordeeld worden in relatie tot andere bronnen van ventilatie zoals een open of gesloten bodem van een bijenkast);
  • is beschut tegen de wind zodat de bijen rustig en gemakkelijk bij (of in) de opening kunnen landen.


In de winter moet de vliegopening wellicht worden verkleind om muizen de toegang te ontzeggen.