Aalster methode
De Aalstermethode is een bedrijfsmethode waarbij door het maken van een kunstmatige zwerm en het opkweken van een redcel-moer een groot volk in het voorjaar wordt gegarandeerd.
Het maken van een kunstzwerm gebeurt dan op één van twee manieren. Men maakt een veger of men maakt een vlieger. In beide gevallen komt de moer met een groot aantal bijen in een nieuwe kast terecht, bij de veger op een nieuwe plaats, bij de vlieger op de oude plaats.
De imker heeft in deze methode niet het meeste werk met het maken van de kunstzwermen (tenzij de koningin moeilijk is te vinden), maar veeleer met het gedeelte waar de koningin uit is gehaald (het hoofd- of ook wel productievolk).
Zonder koningin is dit gedeelte eerst een aantal uren de kluts kwijt (en vertonen zogeheten moerloos gedrag), ze zoeken tevergeefs naar de koningin, maar daarna zullen ze al snel zelf een nieuwe koninginnen gaan maken op larven van een dag oud.
De horizontale cellen waarin deze zich bevinden worden uitgebouwd naar verticaal (redcel) en de aanwezige larve krijgt terstond de voor koninginnen zo noodzakelijke konininginnengelei. Na 12 dagen zullen de eerste koninginnen geboren worden (immers nog 5 dagen larve en daarna nog 7 dagen pop).
Nu is het zaak alsnog geen nazwermen te krijgen. De natuurlijke gang van zaken van van tuters en kwakers moet niet op zijn beloop worden gelaten. Daarvoor moet men de 13 de dag na het maken van de kunstzwerm de doppen breken, in dit geval dus de redcellen breken. Hierna blijft er 1 jonge koningin over. Vanwege die 13 dagen is het voor weekendimkers dus mogelijk om op een zondag de kunstzwermen te maken, en 2 weken later op de zaterdag de redcellen te breken.
Voordelen van deze methode:
- overzichtelijk en duidelijke methode
- door beginners als ook voor gevorderden gemakkelijk uit te voeren.
- geen extra materialen en gereedschappen nodig
Nadelen van deze methode:
- Geen selectie op de specifieke eigenschappen van de volken
- Het werken met redcel moeren (die van nature kleiner zijn)