Nectarwaarde
De term nectarwaarde suggereert iets te zeggen over de waarde van de nectar van een plant, maar het zegt vooral iets over de mate waarin de betreffende plant op nectar wordt bevlogen. In de via de drachtplantentabel te benaderen individuele planten wordt daarom, in plaats van de nectarwaarde, melding gemaakt van de mate van Bevlieging door honingbijen.
De volgende factoren zijn van invloed op de mate van 'bevlieging op nectar':
- de kwantiteit van de nectar,
- de kwaliteit (m.n. zoetheid) van de nectar
- tussen verschillende planten zijn er grote verschillen in de suikerproductie per bloem per dag.
- de herkenbaarheid (middels geur en kleur) van de bloem als nectarplant
- de toegankelijkheid van de nectar
Het kan dus zijn dat een plant met een hogere kwantiteit / kwaliteit nectar toch minder goed (of zelfs niet) wordt bevlogen simpelweg omdat de nectar niet wordt gevonden (of voor de bijen onbereikbaar is).
De kwantiteit van de nectar
Ook een gerenommeerde drachtplant staat niet altijd garant voor een goede bevlieging.
Bijna alle planten hebben voor een goede nectarlevering voldoende vocht in de grond nodig (waarbij de ene plant een lagere grondwaterstand aan kan dan de andere).
Daarnaast zijn er ook gerenommeerde drachtplanten die:
- alleen op een deel van de dag nectar leveren (onze honingbij zal dan meestal ook alleen dat deel van de dag op de plant te vinden zijn), of
- alleen / vooral nectar leveren bij vochtig warm windstil weer.
Al met al leveren de meeste planten in de praktijk maar een paar dagen optimaal nectar, maar dan is het ook overvloedig. Een plant met een korte bloeitijd (zoals acacia) wil wel eens een jaar geen dracht opleveren als de optimale omstandigheden in die bloeiperiode net niet aanwezig zijn. Een lang bloeiende drachtplant (zoals koolzaad) staat echter nagenoeg altijd garant voor een goede oogst.