Tong

Uit Imkerpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Een dwarsdoorsnede van een gesloten slurf.
Diverse monddelen van onze honingbij.

De tong (glossa) van de honingbij is een op speekselklieren aangesloten holle buis dat speeksel naar buiten kan transporteren.

Aan het lepelvormige uiteinde van de tong[1] kan de honingbij dit speeksel dus aan het (eventueel op te lossen) voedsel toevoegen.

De tong is een onderdeel (in het midden) van de slurf, maar kan daaruit naar voren komen om te likken. Aldus komt het vloeibaar (gemaakte) voedsel via de buitenkant van de tong aan de binnenkant van de slurf terecht. Vandaar wordt het verder opgezogen richting de slokdarm.

De tong van de koningin en de dar is veel korter dan die van de werkbij.

Afhankelijk van de ondersoort[2] is de lengte van de tong van de werkbij tussen de 5,7 en 7,5 milimeter. De lengte van de tong is dan ook een van de meest gebruikte kenmerken in de taxonomie van de verschillende ondersoorten honingbij.


Voetnoten

  1. Het lepelvormige uiteinde van de tong wordt labellum of flabellum genoemd.
  2. Binnen Imkerpedia onderscheiden we soorten, ondersoorten (rassen), stammen en lijnen.