Apis mellifera caucasica
Apis mellifera caucasuca (Gorbachev 1916) is één van de ondersoorten[1] binnen de soort Apis Mellifera die één van de soorten van het geslacht 'honingbij' (Apis) is.
Tot voor kort werd voor de Apis mellifera caucasuca ook de wetenschappelijke benaming Apis mellifera remipes nog gebruikt. In de Lage Landen wordt de Apis mellifera caucasuca ook vaak aangeduid als de Kaukasische bij of simpelweg de caucasica.
De caucasica komt van oorsprong voor in het Kaukasusgebergte tussen de Zwarte- en de Kaspische Zee.
De caucasica is met het blote oog nauwelijks te onderscheiden van de carnica. Ze zijn ongeveer van hetzelfde formaat, overwegend donker gepigmenteerd met zeer brede grijze viltbanden, kort bovenhaar en een iets breder achterlijf. De gemiddelde Cubitaal index van de caucasicus ligt met 2,16 echter dichter bij die van de donkere bij[2].
De caucasica is een zeer zachtaardige bij met een geringe zwermneiging. Als ze echter wel in een staat van alarm zijn terecht gekomen, dan duurt het lang voordat ze weer tot rust zijn gekomen en zijn ze wel stekerig. De broedcurve van de caucasica heeft een vlak verloop. In het voorjaar is de volksaanwas laat en traag. In de zomer is de volksaanwas middelmatig, maar dit wordt wel tot laat in de herfst volgehouden. De caucasicus is daarmee vooral aangepast aan een warm en vochtig klimaat met lang uitgerekte drachtperiodes. In een klimaat met zware drachten van korte duur moet zij het afleggen tegen andere rassen, temeer zij dan de neiging heeft om de honing op te slaan direct rondom het broednest (aldus de verdere volksgroei belemmerend). De werksters zijn goede honinghaalsters, maar neigen soms tot roverij (maar minder dan de ligustica.
Het bekendste onderscheidende morfometrische kenmerk van de caucasica is haar lange tonglengte van gemiddeld 7,25 mm, langer dan enig andere ondersoort van de Apis mellifera. Hiermee lijkt de caucasicus buitengewoon geschikt voor het binnenhalen van de nectar van de rode klaver, maar in de praktijk doet ze dat niet beter dan de andere rassen.
De caucasica is een overvloedige gebruiker van propolis. Dit betreft een wat zachtere propolis. Bij het naderen van de winter wordt ook het vlieggat met behulp van propolis kleiner gemaakt.
De caucasica is zeer gevoelig voor nosema, en heeft daarom moeite met het overwinteren in koelere klimaten.
Filmpje van de Kaukasische honingbij
Een filmpje van Arthur Chapman op 10 juli 2005 in de Kaukasus.
Voetnoten
- ↑ Binnen Imkerpedia onderscheiden we soorten, ondersoorten (rassen), stammen en lijnen.
- ↑ A.Schotanus. Over bijensoorten, -rassen, -stammen, en -lijnen. deel 6. Maandblad Vlaamse Imkersbond, 1998, nummer 8.