Berlepsch Lagerbeute: verschil tussen versies

Uit Imkerpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(Nieuwe pagina aangemaakt met 'thumb|365px|right ==Omschrijving== Nog op te stellen. Input (uit dezelfde bron als nevenstaande afbeelding): Die Beute für den Mobi...')
 
 
(3 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
[[image:Berlepsch-lager01.JPG|thumb|365px|right]]
+
[[image:Berlepsch-lager01.JPG|thumb|365px|right|In de beschrijving bij deze tekening stonden de volgende binnenmaten: 41 cm hoog, 82 cm lang, en 23,5 cm breed. De kast op het plaatje moet dus waarschijnlijk hoger getekend.]]
 
==Omschrijving==
 
==Omschrijving==
Nog op te stellen.
+
Deze door [[Berlepsch]] ontwikkelde Lagerbeute <ref>Meyers Konversationslexikon: 2. Band: Atlantis - Blatthornkäfer: Hauptstück: Bienenzucht Seite 0909 - Bienenzucht (Berlepsch' Lager- u. Ständerbeute etc.; Schwarm- u. Zeidelmethode)</ref> lijkt kwa technologie veel op [[Berlepsch Ständerbeute]]. Het volk in deze Lagerbeute kan echter zowel van boven af, als vanaf de achterkant worden benaderd.
  
Input (uit dezelfde bron als nevenstaande afbeelding):
 
  
 +
Een Lagerbeute is zodanig gebouwd dat de honingoogst niet van boven het volk, maar van achter het volk wordt weggehaald. Andere voorbeelden hiervan (ook heden ten dage) zijn de [[Golzbeute]] en de [[Top Bar Hive]].
  
Die Beute für den Mobilbau ist sehr verschieden konstruiert. Als Normalbeute gilt die von Berlepsch konstruierte Lagerbeute mit Rähmchen (Fig. 13), Vogelschem Kanal und abnehmbarem Deckel. Sie ist aus Holz gearbeitet und bildet ein längliches liegendes Viereck. Im Lichten ist die Beute 41 cm hoch, 82 cm tief und 23,5 cm breit. Vom Boden der Beute stehen die Rähmchen 1,6 cm ab; die zwei übereinander stehenden Etagenrähmchen, à 18,3 cm hoch, nehmen 36,6 cm von der lichten Höhe weg. Die Rähmchen hängen in 1,3 cm hohen Fugen, die nach obenzu 1,3 cm hoch schräg zugeschnitten sind. Über den Rähmchen liegen Deckbrettchen, welche 0,65 cm dick sind und quer laufen. Die zwei Etagen, à 20 Rähmchen, nehmen 78,2 cm von der Tiefe der Beute ein. Um einen Raum zu erhalten, in dem die Bienen nur Honig aufspeichern, fertigt man ein Scheidebrett von 1,3 cm Dicke an; dasselbe besteht aus einem ausgetäfelten Rahmen, der die Höhe zweier Rähmchen und die Breite der Beute hat. Stellt man das Scheidebrett ein, so ist ein besonderer Honigraum abgegrenzt. In dem Bodenbrett der Beute bringt man einen Kanal zur Passage der Arbeitsbienen aus dem Brut- in den Honigraum an. Dieser Kanal ist 40 cm lang, 10 cm breit und 1,9 cm tief. Von den 40 cm Länge sind 20 cm in der Mitte mit einem eingelassenen, 0,9 cm dicken Brettchen bedeckt, so daß ein 1 cm tiefer Kanal entsteht. Man bringt den Kanal in der Mitte der Breite des Bodens so an, daß man mit dem Scheidebrett den Brutraum bis auf 12 Rähmchen verkleinern und bis auf 28 vergrößern kann. Solange die Bienen von dem Honigraum nicht Besitz nehmen sollen, wird die Kanalmündung verstopft. Hinten hat die Öffnung der Beute an beiden Seiten einen 2,6 cm tiefen und 1,3 cm breiten Falz, welcher die Thür aufnimmt, die unter dem Querholz steht und auf beiden Seiten durch je einen Wirbel gehalten wird. Der Deckel der Beute ist ein 2 cm dicker Rahmen mit innerer Füllung. Das Rähmchen ist, Ober- und Unterteil mitgemessen, 18,3 cm hoch und, die beiden Seitenteile mitgemessen, 22,2 cm breit; Oberteil und Schenkel sind 0,65 cm dick, der Unterteil aber etwa 0,5 mm schwächer. Um überall die normale Entfernung der Rähmchen voneinander zu erzielen, haben auch die Unterteile 0,65 cm breite Vorsprünge. Die Rähmchenschenkel stehen jederseits 0,65 cm von der Beutenwand ab, weshalb der Oberteil, damit er auch in die Fugen reiche, 2,6 cm länger sein muß als der Unterteil. In dem Raum, in welchem die Bienen brüten, kann statt zwei übereinander stehender Rähmchen ein sogen. Ganzrähmchen (Fig. 14) von 18,6 cm Höhe hängen. Der Oberteil des Rähmchens wird seiner ganzen innern Länge nach mit einem Streifen Richtwabe beklebt. Der naturgemäßeste Klebstoff ist flüssiges Wachs.
 
  
Neben dem beschriebenen Lagerstock hat die [[Berlepsch Ständerbeute|Berlepschsche Ständerbeute]] große Verbreitung gefunden.
+
Deze Lagerbeute heeft 2 in plaats van 3 etagen (zoals bij Berlepsch Ständerbeute:) . In elke etage passen 20 ramen.
 +
 
 +
 
 +
In Berlepsch tijd was het [[moerrooster]] nog maar nauwelijks bekend, en waarschijnlijk nog niet bij Berlepsch: om een aparte honingruimte te construeren wordt in deze Lagerbeute gebruik gemaakt van een scheidingsschot (van 1,3 cm dik) of een met plaatmateriaal dichtgetimmerd raam.
 +
 
 +
De werkbijen konden in die honingruimte komen via een gleuf in de bodem van de kast. Deze gleuf was 40 cm lang 10 cm breed en 1,9 cm diep. De middelste 20 cm van die 40 cm lengte was dan weer met een plank van 0,9 cm bedekt zodat daaronder een passseerruimte van 1 cm hoogte overbleeft.
 +
Genoemde gleuf kwam zodanig in het midden van de bodem dat de broedkamer, met het verplaatsen van het scheidingsschot boven het overkapte deel van de gleuf, een grootte kon krijgen van 12 tot 28 ramen. Als de bijen nog geen gebruik moesten maken van de honingruimte dan werd de toegang onderin afgesloten.
 +
 
 +
 
 +
==Navigatie==
 +
* [[Bijenkasten|Naar andere bijenkasten]]
 +
* [[Bijen-behuizingen|Naar alle bijen-behuizingen]]
 +
 
 +
 
 +
==Voetnoten==
 +
<references />

Huidige versie van 23 dec 2009 om 19:00

In de beschrijving bij deze tekening stonden de volgende binnenmaten: 41 cm hoog, 82 cm lang, en 23,5 cm breed. De kast op het plaatje moet dus waarschijnlijk hoger getekend.

Omschrijving

Deze door Berlepsch ontwikkelde Lagerbeute [1] lijkt kwa technologie veel op Berlepsch Ständerbeute. Het volk in deze Lagerbeute kan echter zowel van boven af, als vanaf de achterkant worden benaderd.


Een Lagerbeute is zodanig gebouwd dat de honingoogst niet van boven het volk, maar van achter het volk wordt weggehaald. Andere voorbeelden hiervan (ook heden ten dage) zijn de Golzbeute en de Top Bar Hive.


Deze Lagerbeute heeft 2 in plaats van 3 etagen (zoals bij Berlepsch Ständerbeute:) . In elke etage passen 20 ramen.


In Berlepsch tijd was het moerrooster nog maar nauwelijks bekend, en waarschijnlijk nog niet bij Berlepsch: om een aparte honingruimte te construeren wordt in deze Lagerbeute gebruik gemaakt van een scheidingsschot (van 1,3 cm dik) of een met plaatmateriaal dichtgetimmerd raam.

De werkbijen konden in die honingruimte komen via een gleuf in de bodem van de kast. Deze gleuf was 40 cm lang 10 cm breed en 1,9 cm diep. De middelste 20 cm van die 40 cm lengte was dan weer met een plank van 0,9 cm bedekt zodat daaronder een passseerruimte van 1 cm hoogte overbleeft. Genoemde gleuf kwam zodanig in het midden van de bodem dat de broedkamer, met het verplaatsen van het scheidingsschot boven het overkapte deel van de gleuf, een grootte kon krijgen van 12 tot 28 ramen. Als de bijen nog geen gebruik moesten maken van de honingruimte dan werd de toegang onderin afgesloten.


Navigatie


Voetnoten

  1. Meyers Konversationslexikon: 2. Band: Atlantis - Blatthornkäfer: Hauptstück: Bienenzucht Seite 0909 - Bienenzucht (Berlepsch' Lager- u. Ständerbeute etc.; Schwarm- u. Zeidelmethode)