Bevan's Hive

Uit Imkerpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Edward Bevan's Hive. Op deze plaatjes rechthoekig getekend, maar lengte en breedte waren gelijk, dus vierkant.

Omschrijving

Al in 1827 [1] beschreef Edward Bevan (1770-1860) zijn kast, die kwa achterliggend concept veel overeenkomsten vertoond met de Warré kast die van latere datum is.


Ook de Bevankast is een stapelkast met enkel bovenlatjes (met een klein beetje raat ter sturing) in koudbouw. Deze raten worden dus uiteindelijk aan de kastwanden vastgebouwd. Honing oogsten betekent hierdoor per definitie het oogsten van kastdelen. Bevan was echter van oordeel dat kasten met ramen (zoals die van Huber) te duur waren om nog winst met de bijen te kunnen maken. In de tijd van zijn publicaties was de bijenruimte overigens nog niet bekend.


Het vlieggat in de bodem is 102 mm breed en wordt evenals die van de Warré kast bij voorkeur gemaakt door een sleuf schuinweg uit de bodem te halen. Aan de voorkant ook nog een sleuf voor een sluiting

Elk te stapelen kastdeel van de Bevankast heeft zowel aan de achterkant als aan de beide zijkanten een glazen venster. Tussen de kastdelen zitten 'middle boards" (midden planken) die buiten de kast 38 mm uitsteken, maar binnen de kast bestaan uit latten die parallel lopen met de toplatten, maar dan 3 mm smaller zijn. De functie van deze "middle boards" is onduidelijk.


Bevan adviseert een houtdikte van 1 inch (2,56 cm). Van de voor- en achterwand wordt dan bovenaan de helft weggefreesd zodat er aan de binnenkant van de kast een sponning ontstaat om de toplatten op te kunnen leggen.

Bovenop het bovenste kastdeel wordt een deksel van eveneens 25 mm vast geschroefd. Bij de randen wordt deze ingevet zodat het latere verwijderen gemakkelijker gaat.

De losse bodem is eveneens 25 mm dik, maar (net als de 'middle boards') aan de zijkanten 38 mm breder dan de er op staande kastdelen.


Een kastdeel met 7 toplatten (uit de amerikaanse editie dus)

In de verschilllende uitgaven van zijn boek [1] geeft Edward Bevan de volgende verschillende beschrijvingen:

  • 1e editite:
    • kastdelen met binnenmaten van (b x l x h): 305 x 305 x 229 mm
    • 6 toplatten (hart op hart 51 mm !)
  • amerikaanse editie
    • kastdelen met binnenmaten van (b x l x h): 297 x 297 X 229 mm
    • 7 toplatten (waarbij de middelste dichter bij elkaar liggen dan de buitenste). Deze toplatten liggen dus aanzienlijk dichter bij elkaar dan de eerste versie.


In tegenstelling tot Warré plaatst Bevan afhankelijk van de leeftijd van het volk extra kastdelen niet alleen onder, maar (voor puurdere honing) ook wel boven de al bestaande kastdelen. Bij een oud (dus groot) volk plaatst hij boven, en bij een jong volk (zwerm) plaatst hij onder. Ook boven grote volken plaatste hij echter zelden meer dan één kastdeel omdat dit wellicht zou leiden tot uitputting van de honing bij het broednest. Bovendien bestaat er een tijd afstand tussen de honing in die bovenste kast en het volk eronder (de raat moet immers eerst geheel uit zijn gebouw voordat er weer regelrecht contact tussen de raten boven en onder is). Gedurende de winter is zo'n opstelling funest (want dan kan het volk in de kou de honing niet bereiken). Ook Bevan plaatst dus sneller onder dan boven.


Voetnoten

  1. 1,0 1,1 Edward Bevan, M.D.. The honey bee; its natural history, physiology, and management. London, Baldwin, Cradock, and Joy, 1827. (2e uitgave 1838, amerikaanse uitgave 1843)

Navigatie