Historie van het bijenhouden: verschil tussen versies

Uit Imkerpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(Nieuwe pagina aangemaakt met 'Vanaf de inmiddels verdwenen site van Jan Tempelman: De eerste kennismaking van de mens met de bijenwereld en zijn honing is ongetwijfeld die als honingjagers. Me...')
 
k
 
(15 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
Vanaf de inmiddels [[verdwenen site]] van Jan Tempelman:
+
[[image:Grottekening.jpg|thumb|right|eerst gevonden grottekening (1924) te Bicorp in O.Spanje (bij Valencia): Imkeres rooft bijennest in rotsholte (plm.6000 vc)]]
 +
De eerste kennismaking van de mens met de bijenwereld en zijn honing is ongetwijfeld die als honingjagers, maar waarschijnlijk deden ook de voorlopers van de moderne mens dit al aangezien ook de hedendaagse chimpansee in het wild herhaaldelijk is geobserveerd terwijl deze met stokken een bijennest plundert op zoek naar honing. De eerste onderkenning van honing als zoetstof door een van onze voorouders gaat dus waarschijnlijk verder terug dan het ontstaan van wat wij de eerste mens zullen noemen ...
  
De eerste kennismaking van de mens met de bijenwereld en zijn honing is ongetwijfeld die als honingjagers. Men zocht en vond, misschien wel met behulp van het honingvogeltje, wilde bijennesten en beroofde hun van de zoete inhoud. In bepaalde delen van de wereld gaat dat nog steeds zo (bv. Zuid India).  
+
De prehistorische mens zocht en vond, misschien wel met behulp van het honingvogeltje, wilde bijennesten en beroofde hun van de zoete inhoud. In bepaalde delen van de wereld (bijvoorbeeld Zuid India) doen mensen dat nog steeds zo.
  
In het Duits heet z'n imker Zeidler (woudimker) Hij wist op den duur waar volken een geschikte ruimte hadden gevonden. Nadat hij er achter was gekomen dat bijenvolken veelal een ruimte bezetten van ongeveer 40 liter inhoud gingen hij die ruimte ook kunstmatig maken. Handig, met een luikje aan de achterkant. Door niet AL de raten er uit te breken bij het wegnemen van de honing en dat in het late voorjaar te doen, werden de raten keurig weer hersteld en kon z'n volk in principe "eeuwig" mee. Het jaar daarop werden dan de andere raten weggebroken. Hierdoor werd dus voor zeer regelmatige raat vernieuwing zorg gedragen. Pas in 1930 is in Oost Polen de laatste Europese Zeidler er mee opgehouden.  
+
[[image:Klotz05.jpg|thumb|150px|left|Op de bijenklos werden figuren geverfd of gesneden die de bijenklos voor onheil moesten beschermen. Hier een foto van een duitse bijenklos (oftewel [[klotzbeute]]) ]]Deze prehistorische honingjagers kwamen er al doende achter dat bijenvolken veelal een ruimte bezetten van ongeveer 40 liter inhoud, en vanaf een bepaald moment gingen de honingjagers die ruimte ook kunstmatig in losse vervoerbare stukken boomstam maken: de [[bijenklossen]]. Aldus was de woudimker ontstaan, en er is eeuwenlang zo geïmkerd. Pas in 1930 is in Oost Polen de laatste woudimker (in het duist: Zeidler) er mee opgehouden.  
  
Dat uithakken van een ruimte van 40 liter in een boom behoeft natuurlijk niet persé in een levende boom te gebeuren. Ook een stuk boom van ongeveer 1 meter lengte is daartoe reeds geschikt.
 
  
Uit dat gegeven ontstonden de zg. Klotzbeute. Een vervoerbare (?) bijenwoning. Hierdoor konden de bijen dicht bij huis worden gehouden.  
+
In Egypte hield men 6000 jaar geleden bijen in keramieke buizen. Ze waren ongeveer een meter lang, hadden 25 cm doorsnee en waren aan de einden afgesloten met een keramische deksel. Één deksel voorzien van een vliegopening. Deze buizen werden horizontaal opgestapeld. Hele muurtjes ontstonden, waarbij de buitenste buizen ter isolatie leeg werden gelaten.
 +
Op beeltenissen van rond 2400 v.C. <ref>Eva Crane. A short history of knowledge about honey bees (Apis) up to 1800. Bee world, maart 2004</ref> valt te zien dat de oude egyptenaren al wisten:
 +
* dat ze [[rook]] konden gebruiken om de bijen tot rust te brengen, en
 +
* hoe ze er voor moesten zorgen dat de bijen hun raten in [[warmbouw]] gingen bouwen (dus dwars op lengterichting van de buis).
  
In Egypte hield men 6000 jaar geleden bijen in keramieke buizen. Ze waren ongeveer een meter lang, hadden 25 cm doorsnee en waren aan de einden afgesloten met een keramische deksel. Één deksel voorzien van een vliegopening. Deze buizen werden horizontaal opgestapeld. Hele muurtjes ontstonden. De bijen hebben de neiging om het stuk waar nieuwe bijen worden gemaakt (het broednest) aan de voorzijde van de woning te plaatsen, daar waar het vlieggat is. De honing wordt dan achterin opgeslagen. Dus door de honing te oogsten aan de achterzijde en dan de deksletjes te verwisselen is ook een permanente raatvernieuwing gewaarborgd.  
+
Die warmbouw was bij de oogst van belang. [[Onze honingbij]] heeft de neiging om het [[broednest]] aan de voorzijde van de woning, daar waar het vlieggat is, te plaatsen. De honing wordt achterin opgeslagen. Het door de oude egyptenaren oogsten van honing kon derhalve simpelweg plaatsvinden door aan de achterkant raten weg te nemen. Hierbij werd zelfs permanente raatvernieuwing, ook van het broednest, gewaarborgd door na die honingoogst de achter- en de voorzijde van de buis om te wisselen.
 +
[[image:Hiëroglief.jpg|thumb|right|Ongeveer 3.200 jaar v. Chr. waren bijen in het hiërogliefenschrift het symbool van de farao’s, zij versierden ook het zegel van de koningin Hatschepsut.]]
  
Om rendement te halen uit een zo "volle bijenstal" werden volken op schepen geplaatst. Beginnend in het zuiden van de Nijl konden de imkers als dus stroomafwaarts varend optimaal van de voorjaarsbloei gebruik maken. In de zomer moeten zij dan in Alexandria met volle honingkamers zijn geariveerd. Doordat bijen bij daglicht reeds gaan foerageren. kan er wel alleen maar 's nachts gevaren worden. ('n Paar jaar geleden heeft een duitser dat op de Rhone (Fr.) nog eens dunnetjes over gedaan; wel stroom opwaarts!!!! )
+
Nog in 1740 beschreef de Franse reiziger de Maillet hoe in het toenmalige Egypte bijenvolken op schepen werden geplaatst om aldus het rendement van de volken te maximaliseren<ref>Eva Crane. The archaeology of beekeeping. Cornell University Press, 1983 pagina 42.</ref>. Beginnend in het zuiden van de Nijl konden de imkers aldus stroomafwaarts varend optimaal van de voorjaarsbloei gebruik maken. In de zomer moeten zij dan in Alexandria met volle honingkamers zijn geariveerd. Doordat bijen bij daglicht gaan foerageren kon er natuurlijk alleen maar 's nachts worden gevaren.
Deze manier van imkeren (keramische buizen) is overgewaaid naar Afrika en Azië en Europa. Van Aristoteles en Vililius weten we dat de Grieken en Romeinen "Buizen" gebruikten met wel 26 raten. Een eenvoudige rekensom dat de bijenwoning korter was dan de Egyptische , maar hij was wel 7 cm meer in diameter. Er werd 3 maal per jaar geoogst. In mei werd 4/5 deel van de voorjaarshoning uitgesneden. In juni nam men 9/10 van de Griekse zomerhoning; meestal thijn. En in oktober werd 3/4 van de laatste honing weggenomen, meestal dus heide, klimop en tamarisk. Het resterende deel mochten de bijen houden om de winter door te komen. In dat soort klimaten meestal geen probleem.  
 
  
Een van de ontdekkingen die zij gedaan hebben had volgende uitkomst:
 
  
Een keramische pot ongeveer 50 cm hoog met een diameter van ± 40 cm, iets taps naar onder toelopend , gelijk aan een grote bloempot. Op de openruimte werden latten gelegd, hart-op-hart precies 35 mm uit elkaar. Het geheel afgedekt met een laag bladeren en een steen. Bijen bouwden de raten nauwkeurig aan de laten vast, maar niet aan de zijkanten aan het keramiek. Zo konden ze dus latje voor latje uit een bijenvolk halen en de aanwezige honing eruit snijden. Een voorloper van de moderne bijenwoning. En nog steeds in een iets andere vorm in gebruik in vele landen in Afrika (vb: Kenia topbar hive).
+
Het imkeren met keramische buizen is later ook overgewaaid naar Afrika en Azië en Europa. Van [[Aristoteles]] en [[Vergilius]] weten we dat ook de Grieken en Romeinen ook "buizen" gebruikten in warmbouw met 26 raten. Een eenvoudige rekensom (van 26 x de [[raatafstand]]) leert dat de bijenwoning korter was dan de Egyptische , maar hij was wel 7 cm meer in diameter. Er werd 3 maal per jaar geoogst. In mei werd 4/5 deel van de voorjaarshoning uitgesneden. In juni nam men 9/10 van de Griekse zomerhoning; meestal [[tijm]]. En in oktober werd 3/4 van de laatste honing weggenomen, meestal dus [[heide]], [[klimop]] en tamarisk. Het resterende deel mochten de bijen houden om de winter door te komen. In dat soort klimaten meestal geen probleem.  
  
In onze streken (even globaal noort/west europa) werden nooit keramische buisvormige bijenwoningen gebruikt. Een alternatief was een strokorf. Veel lichter in gewicht als de Klotzbeute. Wanneer de korf is "uitgevonden" is onbekend, maar reeds in 1300 komen ze voor. En in Nederland nog volop in gebruik tot de tweede wereld oorlog. Sommige imkers hebben uit nostalgische reden een volk in een korf op hun bijenstal. Op folkloristische markten zitten nog wel een oude mannetjes (inclusief rode zakdoek met luciferdoosje en platte pet) korfen te vlechten. Boven in de korf zitten een aantal spiezen waaraan de bijen de raten bouwen. Bij de oogst worden deze van buitenaf verwijderd. En kunnen de raten worden uitgesneden (eerste de bijen verwijderen, aub) Men noemt dit VASTE bouw.
+
Ook de oude Grieken deden hun ontdekkingen, en ontwikkelden zo o.a. de [[Griekse korf]] waarvan het basisprincipe (toplatten en schuine wanden) nog steeds in gebruik is in vele landen in Afrika (vb: [[Top Bar Hive|Kenia topbar hive]]).
In 1850 komt de Amerikaan [[Langstroth]] tot de ontdekking dan bijen alles wat dicht bij elkaar ligt dicht kitten en alles wat groter is dan 8 millimeter te voorzien met een cel voor broed of honingopslag. De ruimte van 6 a 7 mm wordt ongemoeid gelaten. Die afstand heet de BIJENRUIMTE.  
 
  
Het lijkt een onbelangrijke ontdekking, maar het tegendeel is waar. Het wordt nu mogelijk om bijen raat te laten bouwen binnen het kader van houten latjes. RAAMPJES DUS. En zitten die raampjes overal 6/7 mm van de wanden dan zijn ze zeer gemakkelijk te verwijderen. We noemen dit losse bouw.
 
  
Raampjes zijn er in zeer vele maten, in België had elk dorp of streek zijn eigen maat. Bij ons in Nederland hebben we EEN MAAT die door zeer veel imkers wordt gebruikt. Het is een overblijfsel van een engelse importkast uit begin 1900. Daarom heen is omstreeks 1950 een standaard kast gemaakt. De zg SPAARKAST**. Overal elders in de wereld wordt nog steeds met een "LANGSTROTH RAAMPJE gewerkt.  
+
[[image:LUD XV muntje.jpg|thumb|right|Het is in ieder geval duidelijk dat de imkers de strokorven reeds zeer lang bekleden met leem. Misschien al zo lang als men lemen huizen maakt. Dit muntje met daarop een strokorf voor bijen komt uit de tijd van Lodewijk XV (1710-1774). Ook deze strokorf is bekleed met leem.]]
 +
In onze streken (even globaal noort/west europa) werden nooit keramische buisvormige bijenwoningen gebruikt. Een alternatief hiervoor en voor de bijenklossen was een strokorf, die bovendien veel lichter in gewicht was. Wanneer de strokorf is "uitgevonden" is onbekend, maar reeds in 1300 komen ze voor. In Nederland heeft de [[korfimkerij]] nog tot de tweede wereld oorlog een grote rol gespeeld, en ook nu zijn er nog steeds imkers die uit nostalgische redenen een bevolke strokorf (met of zonder [[banmasker]]) op hun [[bijenstal]] hebben staan. Op folkloristische markten zitten nog wel eens oude mannetjes (inclusief rode zakdoek met luciferdoosje en platte pet) strokorfen te vlechten.
  
Vanzelfsprekend passen raampjes alleen maar in daarvoor gemaakt kasten (zie bijenruimte)
+
Boven in de strokorf zitten een aantal spiezen waaraan de bijen de raten bouwen.  Men noemt dit [[Losse- en vaste bouw|vaste]] bouw.
  
Op Belgische imkermarkten (een aanrader!) zie je altijd weer imkers met een duimstok.  
+
Bij de oogst worden eerst de bijen uit de korf [[jagen|gejaagd]] waarna de genoemde spiezen van buitenaf worden verwijderd. Pas daarna kunnen de raten met het [[korfmes]] worden uitgesneden.
  
Een andere uitvinding werd gedaan door de Duitse timmerman Mehring in 1857. Hem komt de eer toe de eerste [[kunstraat]] gemaakt te hebben. Deze kunstraat heeft niets met kunst te maken in de vorm van "onecht", maar alles met kunstmatig. Het zijn dus platen van zuivere bijenwas, voorzien van de "voordruk" van de bijencellen. Belgen noemen ze heel toepasselijk "waswafels", wij houden het op "kunstraat".
 
  
Gebruik van kunstraat heeft zo zijn voordelen. Zo wordt hergebruik van was mogelijk. Waar bijen het gebruiken hoeven zij het dus niet zelf "uit te zweten"
+
In 1851 ontwikkelt de Amerikaan [[Langstroth]] een kast met gemakkelijk [[uitneembare ramen]]. Het belang van deze ontwikkeling kan nauwelijks worden overschat want hiermee werden allerei nieuwe [[imkermethoden|ingrepen in het bijenvolk]] mogelijk, en bleef het bijenvolk onder deze ingrepen veel rustiger dan voorheen. Hierdoor kan er bijvoorbeeld [[honing]] worden geoogst zonder dat het bijenvolk daarvoor hoeft te worden afgebroken. We noemen dit [[Losse- en vaste bouw|losse]] bouw.
  
Door de kunstraat met dunne ijzerdraadjes vast te zetten (in te smelten) zijn ze ook veel steviger, waardoor er bv gemakkelijk de honing uitgeslingerd worden zonder dat ze kapot gaan.
+
De Duitse timmerman [[Mehring]] ontwikkelde in 1857 het [[kunstraat]]. Dit zijn platen van zuivere bijenwas, voorzien van de "voordruk" van de bijencellen. Door de kunstraat met dunne ijzerdraadjes vast te zetten ([[Insmelten van kunstraat|in te smelten]]) zijn ze ook veel steviger, waardoor er bijvoorbeeld gemakkelijk de [[honing slingeren|honing uitgeslingerd]] kan worden zonder dat ze kapot gaan.
 +
 
 +
In 1865 vertoonde [[Hruschka]] voor het eerst de door hem ontwikkelde [[honingslinger]] op een algemene vergadering van Duitse imkers te Brünn<ref>H.Stienstra. Een paar werktuigen uit de nieuwe ijmkerij. [[Maandbladen voor bijenteelt sinds 1898|Maandschrift voor Bijenteelt]], september 1910.</ref>.
 +
 
 +
 
 +
==Voetnoten==
 +
<references />

Huidige versie van 2 dec 2020 om 13:28

eerst gevonden grottekening (1924) te Bicorp in O.Spanje (bij Valencia): Imkeres rooft bijennest in rotsholte (plm.6000 vc)

De eerste kennismaking van de mens met de bijenwereld en zijn honing is ongetwijfeld die als honingjagers, maar waarschijnlijk deden ook de voorlopers van de moderne mens dit al aangezien ook de hedendaagse chimpansee in het wild herhaaldelijk is geobserveerd terwijl deze met stokken een bijennest plundert op zoek naar honing. De eerste onderkenning van honing als zoetstof door een van onze voorouders gaat dus waarschijnlijk verder terug dan het ontstaan van wat wij de eerste mens zullen noemen ...

De prehistorische mens zocht en vond, misschien wel met behulp van het honingvogeltje, wilde bijennesten en beroofde hun van de zoete inhoud. In bepaalde delen van de wereld (bijvoorbeeld Zuid India) doen mensen dat nog steeds zo.

Op de bijenklos werden figuren geverfd of gesneden die de bijenklos voor onheil moesten beschermen. Hier een foto van een duitse bijenklos (oftewel klotzbeute)

Deze prehistorische honingjagers kwamen er al doende achter dat bijenvolken veelal een ruimte bezetten van ongeveer 40 liter inhoud, en vanaf een bepaald moment gingen de honingjagers die ruimte ook kunstmatig in losse vervoerbare stukken boomstam maken: de bijenklossen. Aldus was de woudimker ontstaan, en er is eeuwenlang zo geïmkerd. Pas in 1930 is in Oost Polen de laatste woudimker (in het duist: Zeidler) er mee opgehouden.


In Egypte hield men 6000 jaar geleden bijen in keramieke buizen. Ze waren ongeveer een meter lang, hadden 25 cm doorsnee en waren aan de einden afgesloten met een keramische deksel. Één deksel voorzien van een vliegopening. Deze buizen werden horizontaal opgestapeld. Hele muurtjes ontstonden, waarbij de buitenste buizen ter isolatie leeg werden gelaten. Op beeltenissen van rond 2400 v.C. [1] valt te zien dat de oude egyptenaren al wisten:

  • dat ze rook konden gebruiken om de bijen tot rust te brengen, en
  • hoe ze er voor moesten zorgen dat de bijen hun raten in warmbouw gingen bouwen (dus dwars op lengterichting van de buis).

Die warmbouw was bij de oogst van belang. Onze honingbij heeft de neiging om het broednest aan de voorzijde van de woning, daar waar het vlieggat is, te plaatsen. De honing wordt achterin opgeslagen. Het door de oude egyptenaren oogsten van honing kon derhalve simpelweg plaatsvinden door aan de achterkant raten weg te nemen. Hierbij werd zelfs permanente raatvernieuwing, ook van het broednest, gewaarborgd door na die honingoogst de achter- en de voorzijde van de buis om te wisselen.

Ongeveer 3.200 jaar v. Chr. waren bijen in het hiërogliefenschrift het symbool van de farao’s, zij versierden ook het zegel van de koningin Hatschepsut.

Nog in 1740 beschreef de Franse reiziger de Maillet hoe in het toenmalige Egypte bijenvolken op schepen werden geplaatst om aldus het rendement van de volken te maximaliseren[2]. Beginnend in het zuiden van de Nijl konden de imkers aldus stroomafwaarts varend optimaal van de voorjaarsbloei gebruik maken. In de zomer moeten zij dan in Alexandria met volle honingkamers zijn geariveerd. Doordat bijen bij daglicht gaan foerageren kon er natuurlijk alleen maar 's nachts worden gevaren.


Het imkeren met keramische buizen is later ook overgewaaid naar Afrika en Azië en Europa. Van Aristoteles en Vergilius weten we dat ook de Grieken en Romeinen ook "buizen" gebruikten in warmbouw met 26 raten. Een eenvoudige rekensom (van 26 x de raatafstand) leert dat de bijenwoning korter was dan de Egyptische , maar hij was wel 7 cm meer in diameter. Er werd 3 maal per jaar geoogst. In mei werd 4/5 deel van de voorjaarshoning uitgesneden. In juni nam men 9/10 van de Griekse zomerhoning; meestal tijm. En in oktober werd 3/4 van de laatste honing weggenomen, meestal dus heide, klimop en tamarisk. Het resterende deel mochten de bijen houden om de winter door te komen. In dat soort klimaten meestal geen probleem.

Ook de oude Grieken deden hun ontdekkingen, en ontwikkelden zo o.a. de Griekse korf waarvan het basisprincipe (toplatten en schuine wanden) nog steeds in gebruik is in vele landen in Afrika (vb: Kenia topbar hive).


Het is in ieder geval duidelijk dat de imkers de strokorven reeds zeer lang bekleden met leem. Misschien al zo lang als men lemen huizen maakt. Dit muntje met daarop een strokorf voor bijen komt uit de tijd van Lodewijk XV (1710-1774). Ook deze strokorf is bekleed met leem.

In onze streken (even globaal noort/west europa) werden nooit keramische buisvormige bijenwoningen gebruikt. Een alternatief hiervoor en voor de bijenklossen was een strokorf, die bovendien veel lichter in gewicht was. Wanneer de strokorf is "uitgevonden" is onbekend, maar reeds in 1300 komen ze voor. In Nederland heeft de korfimkerij nog tot de tweede wereld oorlog een grote rol gespeeld, en ook nu zijn er nog steeds imkers die uit nostalgische redenen een bevolke strokorf (met of zonder banmasker) op hun bijenstal hebben staan. Op folkloristische markten zitten nog wel eens oude mannetjes (inclusief rode zakdoek met luciferdoosje en platte pet) strokorfen te vlechten.

Boven in de strokorf zitten een aantal spiezen waaraan de bijen de raten bouwen. Men noemt dit vaste bouw.

Bij de oogst worden eerst de bijen uit de korf gejaagd waarna de genoemde spiezen van buitenaf worden verwijderd. Pas daarna kunnen de raten met het korfmes worden uitgesneden.


In 1851 ontwikkelt de Amerikaan Langstroth een kast met gemakkelijk uitneembare ramen. Het belang van deze ontwikkeling kan nauwelijks worden overschat want hiermee werden allerei nieuwe ingrepen in het bijenvolk mogelijk, en bleef het bijenvolk onder deze ingrepen veel rustiger dan voorheen. Hierdoor kan er bijvoorbeeld honing worden geoogst zonder dat het bijenvolk daarvoor hoeft te worden afgebroken. We noemen dit losse bouw.

De Duitse timmerman Mehring ontwikkelde in 1857 het kunstraat. Dit zijn platen van zuivere bijenwas, voorzien van de "voordruk" van de bijencellen. Door de kunstraat met dunne ijzerdraadjes vast te zetten (in te smelten) zijn ze ook veel steviger, waardoor er bijvoorbeeld gemakkelijk de honing uitgeslingerd kan worden zonder dat ze kapot gaan.

In 1865 vertoonde Hruschka voor het eerst de door hem ontwikkelde honingslinger op een algemene vergadering van Duitse imkers te Brünn[3].


Voetnoten

  1. Eva Crane. A short history of knowledge about honey bees (Apis) up to 1800. Bee world, maart 2004
  2. Eva Crane. The archaeology of beekeeping. Cornell University Press, 1983 pagina 42.
  3. H.Stienstra. Een paar werktuigen uit de nieuwe ijmkerij. Maandschrift voor Bijenteelt, september 1910.