Honing oogsten

Een imker kan meerdere keren per jaar (van mei tot in augustus) honing oogsten van een volk.

Als de kasten zwaar voelen van de honing en de honingraten goed verzegeld zijn, gaat de imker de honing afnemen.

De imker oogst de honing bij voorkeur in de vroege morgen. Er zit dan geen verse nectar in de raten. Optimaal is vlak na een koude nacht, en liefst enkele dagen na een drachtpauze.

De bijen hebben immers heel wat werk te verzetten om de honing in te dikken. Geef ze wat tijd. Koude lucht is droge lucht die, na verwarming door de bijen tot ± 35°C, veel meer vocht kan opnemen dan al warme buitenlucht (die daarmee ook zelf al vochtiger is).

Oogst alleen rijpe honingramen waarvan minstens tweederde is verzegeld. Niet verzegelde honing is vaak minder ingedikt, vochtiger, en een hoger vochtgehalte benadeelt de houdbaarheid van de geslingerde honing:

• bij een vochtgehalte van 20% is honing ca. 3 maanden houdbaar
• bij een vochtgehalte van 19% is honing ca. 6 maanden houdbaar
• bij een vochtgehalte van 18% is honing ca. 12 maanden houdbaar
• bij een vochtgehalte van 17% is honing ca. 2 jaar houdbaar.

Oogst geen ramen met honing waar ook broed in zit, laat deze honing aan de bijen. De bijen hebben immers ook voedsel nodig. Na de oogst opletten of er voldoende dracht voor de bijen blijft, anders voeren.

Rook blazen op het wasgedeelte van de raat kan de honing een rookgeur geven en je kunt de bijen eigenlijk alleen van de honingramen schudden als je de honing direct na de oogst gaat slingeren omdat je met het schudden wellicht ook scheurtjes veroorzaakt in de afdichtende wasdekseltjes. Een bijenuitlaat kan hier uitkomst bieden.

Na het oogsten kun je de honing gaan slingeren.