Honingdauwhoning

Uit Imkerpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Honingdauwhoning (ook wel genoemd wald-, blad-, bladluizen-, of luizenhoning) komt niet van nectar, maar van honingdauw en verschilt ook duidelijk van honing van florale- en extraflorale nectar.

Nectar komt regelrecht vanaf de florale of extraflorale nectariën van een plant.

Honingdauwafscheiding heeft via de maag van de luis toch al weer een extra bewerking ondergaan, en heeft een rijkere samenstelling.

Indien je de bijen met deze honing laat inwinteren loop je een grotere kans op roer.

Honingdauwhoning is meestal vrij donker van kleur en kruidig van smaak.

In ons wisselvallige klimaat is het winnen van honingdauwhoning vaak een toevalstreffer.

Een flinke regenbui spoelt al gauw alle honingdauw weg: einde dracht. Na een langere periode van droogte bemerken echter ook de imkers in de Lage landen steeds vaker dat de geoogste honing ineens een stuk donkerder is.

De insecten die honingdauw afscheiden kunnen op veel verschillende planten voorkomen. Soms op loofhout , zoals beuk, eik, esdoorn, linde of zuurbessoorten soms ook op coniferen, bijvoorbeeld fijnspar of lariks.

Deze verscheidenheid leidt ook tot verschillende samenstellingen van de honingdauw, en dus tot verschillende samenstellingen van de resulterende honingdauwhoning.

Je kunt hierdoor ook benamingen tegenkomen als 'dennenhoning' of de supersnel kristalliserende 'larixhoning'. In dat geval spreken we over Melecitosehoning.


(Dit filmpje bevat een aan/uit te zetten ondertiteling.)