Inwinteren

Bij het inwinteren worden de volgende zaken in de gaten gehouden:

• Zijn de grootte van het volk en de grootte van de kast met elkaar in overeenstemming:
  • als de kast te klein is dan heeft het volk onvoldoende mogelijkheid om voer op te slaan, en
  • als de kast te groot is dan krijg je meer last van beschimmelde raat.
• Heeft het volk voldoende ventilatie.
• Is de vliegspleet klein genoeg zodat het volk geen last van muizen krijgt.
• Krijgt het volk voldoende voer mee de winter in.
  • Hoeveel suiker je bij moet voeren hangt af van de hoeveelheid en van de de kwaliteit van de honing die een volk nog heeft voordat je aan het inwinteren begint:
    • hoeveelheid: als het volk zelf ook nog een paar centimeter honing boven het broed heeft zitten dan moet 12 kg suiker voldoende zijn; en zijn imkers die veel meer voer geven, maar die doen dat dan vaak om deze in het voorjaar te kunnen gebruiken bij het opzetten van nieuwe volken.
    • kwaliteit: afhankelijk van de dracht kan honing meer of minder snel kristalliseren, en bevat het meer of minder afvolstoffen die in de winter in de darmen van de bij ophopen. Hoe meer kristallisatie, en hoe meer afvalstoffen hoe minder geschikt voor overwintering, en dus hoe meer suiker je bij moet voeren. Als er in de winter nog genoeg gevlogen kan worden en er dus water kan worden gehaald (voor het verwerken van de gekristalliseerde honing), en er dus ook gepoept kan worden om de afvalstoffen kwijt te raken, dan is e.e.a. veel minder een probleem. Maar ja, dat weet je pas achteraf, en daar kun je dus geen koers op varen.

Je kunt het suiker bij het inwinteren in verschillende vormen aanbieden: suikerwater, invertsuiker, apifonda, en voederdeeg. Borstplaat wordt wel gegeven als de winter al gevorderd is en er ineens sprake is van een voedseltekort.

etc.