Kalkbroed: verschil tussen versies

Uit Imkerpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
k
Regel 1: Regel 1:
'''Kalkbroed''' wordt veroorzaakt door de schimmel Ascosphaera apis.  
+
__NOTOC__
 +
[[image:Kalkbroed01.JPG|thumb|306px|right|Een groepje volgroeide kalkbroedsporocysten. Het maatstreepje is 40 μm lang.]]
 +
[[image:Kalkbroed02.JPG|thumb|306px|right|Een geopende sporocyst toont de bolvormig gegroepeerde sporen. Het maatstreepje is 10 μm lang. IW vertoont een stukje interne wand van de sporocyst, en EW een stukje externe wand.]]
 +
'''Kalkbroed''' wordt veroorzaakt door de sporevormende schimmel ''Ascosphaera apis''. De sporen van deze schimmel kunnen wel tot zo'n 15 jaar levensvatbaar blijven.
  
Deze schimmel is sporevormend. De sporen kunnen 15 jaar lang actief blijven. Schimmels vormen schimmeldraden.  
+
De sporen worden via de mond van de [[larve]] opgenomen en ontkiemen in de darm. Daar vormen ze schimmeldraden die een soort vlechtwerk - het mycelium - vormen. Op een gegeven moment breekt dit mycelium door de darmwand van de larve en neemt dan de gehele larve (vaak met uitzondering van de kop) in. Er kan zo in eerste instantie een kalkwitte mummie ontstaan. Zodra er sporevorming optreedt, kleuren de dode larven echter donker.
  
Deze draden vormen samen een soort vlechtwerk dat mycelium wordt genoemd. Schimmels kennen geen geslachten. De schimmeldraden kunnen echter wel positief of negatief zijn.  
+
Iedere larve die geïnfecteerd raakt, produceert uiteindelijk ongeveer 100 miljoen sporen. Het meest hiervan zullen door de bijen met de lijkjes naar buiten worden gewerkt. Vele sporen zullen echter via de voedseloverdracht weer bij nieuwe larven terecht komen. Ook komen er sporen in de voorraad van het volk terecht.
  
Wanneer een + en een - draad elkaar ontmoeten, kan er sporevorming optreden.
+
De gevoeligheid voor infectie door kalkbroed is het grootst, vlak nadat de larve zich is gaan verpoppen ([[gesloten broed]]). De schimmel ''Ascosphaera apis'' groeit daarbij het best bij een temperatuur van rond de 28 °Celsius<ref>T.P.Liu. Fine structure of the sporocysts of Ascosphaera apis during development as revealed by the scanning electron microscope. Mycopathologia (100, 1987), blz. 155-158.</ref>. Een lichte afkoeling van het broed gedurende enkele uren is voldoende om de schimmel zijn werk te laten doen. Kalkbroed manifesteert zich dan ook het meest:
Als bij gunstig weer de bijen iets te veel broed aanzetten en ze bij verslechtering van de
+
* bij de snel groeiende [[broednest]]en en de [[koudeprik]]ken in het voorjaar,
weersomstandigheden het broed niet warm genoeg kunnen houden, kan het zogenaamde kalkbroed ontstaan.  
+
** bij gunstig zet het volk zoveel broed aan dat ze dat bij een koudeprik niet meer allemaal op de benodigde temperatuur van 35 °Celsius kunnen houden (vaak gaat dan met name het [[darrenbroed]] aan de randen van het broednest ten gronde),
 +
* bij kleine zwakke bijenvolken, en
 +
* bij imkers die hun bijenkasten gedurende een koude periode lang open laten.
  
De ziekte manifesteert zich het meest in het voorjaar.
+
Er is sprake van een erfelijke mate van weerbaarheid tegen kalkbroed zodat het omwisselen van de oorspronkelijke [[moer]] (met een gebleken slechte weerbaarheid) door een andere moer de ziekte vaak doet verdwijnen.
De vatbaarheid voor kalkbroed of het onvoldoende weerstand kunnen bieden aan deze broedaantasting, is ook enigszins erfelijk. Het omwisselen van de moer doet de ziekte meestal direct verdwijnen.  
 
  
De verdroogde larven zijn wit van kleur. Als er spore vorming optreedt, kleuren de dode larven donker.  
+
De schimmel ''Ascosphaera apis'' is heterophallisch: de schimmel kan niet zichzelf bevruchten, maar is voor bevruchting aangewezen op een genetisch andere partner die bovendien van een ander paringstype is. Bij sommige schimmels kan er sprake zijn van meerdere paringstypen, maar ''Ascosphaera apis'' is (net als de mens) dimorphisch (twee paringstypen).
  
Hiernaast zijn beide soorten zichtbaar. De sporen worden via de mond opgenomen en ontkiemen in de darm van de larve.
+
Twee kruisende schimmeldraden vormen dan samen een bolvormige sporocyst waarin meerdere sporen ontstaan die zich ook weer bolvormig groeperen (zie nevenstaande illustraties).
  
Het mycelium begint in de darm te groeien en breekt door de darmwand van de larve. Het mycelium groeit
 
uiteindelijk door het achterlijf van de larve heen waarbij het vaak de kop intact laat.
 
 
Er kan zo een kalkwitte mummie ontstaan. De schimmel Ascosphaera apis groeit het best bij een temperatuur van rond de dertig grC.
 
 
Experimenten hebben aangetoond dat de gevoeligheid voor infectie het grootst is vlak nadat het broed gesloten
 
is.
 
 
Temperatuurdalingen onder de 35grC die enkele uren aanhouden, verhogen de kans op infectie.
 
 
Iedere larve die geïnfecteerd raakt, produceert ongeveer 100 miljoen sporen.
 
Het meest hiervan zullen door de bijen met de lijkjes naar buiten worden gewerkt. Vele sporen zullen echter via de voedseloverdracht weer bij nieuwe larven terecht komen.
 
 
Ook komen er sporen in de voorraad van het volk terecht.
 
 
In 2008 zijn in Nederland 170 imkers bezocht en van 850 volken monsters genomen en onderzocht. Bij dit
 
onderzoek is in 36 % van de volken kalkbroed aangetroffen.
 
  
 
==De verspreiding==
 
==De verspreiding==
 +
De sporen hebben een kleverige buitenlaag, die hen in staat stelt om aan de cellen en volwassen bijen te kleven.
  
Larven die getroffen zijn door kalkbroed kunnen miljoenen sporen bij zich dragen. De sporen hebben allemaal
+
Zowel door het uitwisselen van materialen onderling als het [[vervliegen]] van de bijen kunnen de sporen zich tussen de volken verspreiden. Sporen van kalkbroed zijn waarschijnlijk in het merendeel van de volken aanwezig. De sporen kunnen in zelfs ogenschijnlijk onaangetaste volken aangetoond worden.
een kleverige laag, die hen in staat stelt om aan de cellen en volwassen bijen te kleven. Dit is de slapende fase van de schimmel.  
 
  
De schimmel kan gedurende meer dan drie jaar besmettelijk blijven.  
+
In 2008 zijn in Nederland 170 imkers bezocht en van 850 volken monsters genomen en onderzocht. Bij dit onderzoek is in 36 % van de volken kalkbroed aangetroffen.
  
Kalkbroed is echter zelden een ernstige ziekte en het effect op de meeste volken is gering. De ziekte treedt vooral op in volken die moeite hebben om hun kroost voldoende zorg te geven. Kalkbroed komt daarom het meest voor in zwakke volken en tijdens de vroege lente.
 
 
Zowel door het uitwisselen van materialen onderling als het [[vervliegen]] van de bijen kunnen de sporen zich verspreiden tussen de volken. Sporen van kalkbroed zijn waarschijnlijk in het merendeel van de volken aanwezig. De sporen kunnen in zelfs ogenschijnlijk onaangetaste volken aangetoond worden.
 
  
 
==Ziektebeeld==
 
==Ziektebeeld==
 
 
De volgende signalen kunnen duiden op een kalkbroed infectie:
 
De volgende signalen kunnen duiden op een kalkbroed infectie:
 
+
* Larven gaan meestal vlak na het sluiten van het broed dood.
- Larven gaan meestal vlak na het sluiten van het broed dood.
+
* Koninginnenlarven worden gewoonlijk niet geïnfecteerd.
 
+
* Kleine gaatjes in de celdeksels.
- Koninginnenlarven worden gewoonlijk niet geïnfecteerd.
+
* In het open broed ogen de larven gezwollen, sponsachtig en nemen soms de zeshoekige vorm van de broedcel aan.
 
+
* De celdeksels van het zieke broed worden door de werksters verwijderd.
- Kleine gaatjes in de celdeksels.
 
 
 
- In het open broed ogen de larven gezwollen, sponsachtig en nemen soms de zeshoekige vorm van de broedcel aan. Later verharden ze en blijven ze wit tenzij er spore vorming optreedt, dan kleuren ze grijs/zwart
 
 
 
- De celdeksels van het zieke broed worden door de werksters verwijderd.
 
  
  
 
==Maatregelen==
 
==Maatregelen==
Er zijn geen specifieke geneesmiddelen beschikbaar voor kalkbroed.
+
Uit het bovenstaande volgen haast vanzelf de te nemen maatregelen:
 
+
* aansturen op grote sterke volken, kleine volken [[verenigen]],
De meest effectieve voorzorg is het vermijden van voorwaarden die gunstig zijn voor de ontwikkeling van kalkbroed.
+
* met name bij koudere buitentemperaturen niet te lang in de bijenkasten werken,
 
+
* het vervangen van de moer, en
Het houden van sterke en krachtige volken die duidelijk hygiënisch gedrag vertonen is de beste voorzorg.
+
* het werken met nieuwe of ontsmette materialen (geen gebruikte niet ontsmette materialen vanaf andere bijenhouders overnemen).
 
+
In de handel wordt Mycostop verkocht als middel tegen kalkbroed.
 
 
Voorkomen is beter dan genezen.
 
 
 
Er is geen algemeen gebruikelijke behandelingsmethode omdat hiervoor de noodzaak niet aanwezig is.  
 
 
 
Preventie door sterke volken en schone raat is een krachtige methode. In de literatuur is verder terug te vinden dat het vlieggat kan worden vergroot voor een betere ventilatie.
 
De vatbaarheid voor kalkbroed of het onvoldoende weerstand kunnen bieden aan deze broedaantasting, is ook
 
enigszins erfelijk.  
 
  
In ernstige gevallen de moer vervangen door een moer uit een kalkbroedvrij volk.
 
  
(Bron: cursus Bijenziekten NBV)
+
==Navigatie==
 +
* Naar [[Bijenziekten en plagen|Overzicht Bijenziekten en plagen]].
  
  
'''Overzichtpagina [[Bijenziekten en plagen]].'''
+
==Voetnoten==
 +
<references />

Versie van 7 jan 2013 15:51

Een groepje volgroeide kalkbroedsporocysten. Het maatstreepje is 40 μm lang.
Een geopende sporocyst toont de bolvormig gegroepeerde sporen. Het maatstreepje is 10 μm lang. IW vertoont een stukje interne wand van de sporocyst, en EW een stukje externe wand.

Kalkbroed wordt veroorzaakt door de sporevormende schimmel Ascosphaera apis. De sporen van deze schimmel kunnen wel tot zo'n 15 jaar levensvatbaar blijven.

De sporen worden via de mond van de larve opgenomen en ontkiemen in de darm. Daar vormen ze schimmeldraden die een soort vlechtwerk - het mycelium - vormen. Op een gegeven moment breekt dit mycelium door de darmwand van de larve en neemt dan de gehele larve (vaak met uitzondering van de kop) in. Er kan zo in eerste instantie een kalkwitte mummie ontstaan. Zodra er sporevorming optreedt, kleuren de dode larven echter donker.

Iedere larve die geïnfecteerd raakt, produceert uiteindelijk ongeveer 100 miljoen sporen. Het meest hiervan zullen door de bijen met de lijkjes naar buiten worden gewerkt. Vele sporen zullen echter via de voedseloverdracht weer bij nieuwe larven terecht komen. Ook komen er sporen in de voorraad van het volk terecht.

De gevoeligheid voor infectie door kalkbroed is het grootst, vlak nadat de larve zich is gaan verpoppen (gesloten broed). De schimmel Ascosphaera apis groeit daarbij het best bij een temperatuur van rond de 28 °Celsius[1]. Een lichte afkoeling van het broed gedurende enkele uren is voldoende om de schimmel zijn werk te laten doen. Kalkbroed manifesteert zich dan ook het meest:

  • bij de snel groeiende broednesten en de koudeprikken in het voorjaar,
    • bij gunstig zet het volk zoveel broed aan dat ze dat bij een koudeprik niet meer allemaal op de benodigde temperatuur van 35 °Celsius kunnen houden (vaak gaat dan met name het darrenbroed aan de randen van het broednest ten gronde),
  • bij kleine zwakke bijenvolken, en
  • bij imkers die hun bijenkasten gedurende een koude periode lang open laten.

Er is sprake van een erfelijke mate van weerbaarheid tegen kalkbroed zodat het omwisselen van de oorspronkelijke moer (met een gebleken slechte weerbaarheid) door een andere moer de ziekte vaak doet verdwijnen.

De schimmel Ascosphaera apis is heterophallisch: de schimmel kan niet zichzelf bevruchten, maar is voor bevruchting aangewezen op een genetisch andere partner die bovendien van een ander paringstype is. Bij sommige schimmels kan er sprake zijn van meerdere paringstypen, maar Ascosphaera apis is (net als de mens) dimorphisch (twee paringstypen).

Twee kruisende schimmeldraden vormen dan samen een bolvormige sporocyst waarin meerdere sporen ontstaan die zich ook weer bolvormig groeperen (zie nevenstaande illustraties).


De verspreiding

De sporen hebben een kleverige buitenlaag, die hen in staat stelt om aan de cellen en volwassen bijen te kleven.

Zowel door het uitwisselen van materialen onderling als het vervliegen van de bijen kunnen de sporen zich tussen de volken verspreiden. Sporen van kalkbroed zijn waarschijnlijk in het merendeel van de volken aanwezig. De sporen kunnen in zelfs ogenschijnlijk onaangetaste volken aangetoond worden.

In 2008 zijn in Nederland 170 imkers bezocht en van 850 volken monsters genomen en onderzocht. Bij dit onderzoek is in 36 % van de volken kalkbroed aangetroffen.


Ziektebeeld

De volgende signalen kunnen duiden op een kalkbroed infectie:

  • Larven gaan meestal vlak na het sluiten van het broed dood.
  • Koninginnenlarven worden gewoonlijk niet geïnfecteerd.
  • Kleine gaatjes in de celdeksels.
  • In het open broed ogen de larven gezwollen, sponsachtig en nemen soms de zeshoekige vorm van de broedcel aan.
  • De celdeksels van het zieke broed worden door de werksters verwijderd.


Maatregelen

Uit het bovenstaande volgen haast vanzelf de te nemen maatregelen:

  • aansturen op grote sterke volken, kleine volken verenigen,
  • met name bij koudere buitentemperaturen niet te lang in de bijenkasten werken,
  • het vervangen van de moer, en
  • het werken met nieuwe of ontsmette materialen (geen gebruikte niet ontsmette materialen vanaf andere bijenhouders overnemen).

In de handel wordt Mycostop verkocht als middel tegen kalkbroed.


Navigatie


Voetnoten

  1. T.P.Liu. Fine structure of the sporocysts of Ascosphaera apis during development as revealed by the scanning electron microscope. Mycopathologia (100, 1987), blz. 155-158.