Kalkbroed

Uit Imkerpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Kalkbroed

Kalkbroed wordt veroorzaakt door de schimmel Ascosphaera apis.

Deze schimmel is sporevormend. De sporen kunnen 15 jaar lang actief blijven. Schimmels vormen schimmeldraden.

Deze draden vormen samen een soort vlechtwerk dat mycelium wordt genoemd. Schimmels kennen geen geslachten. De schimmeldraden kunnen echter wel positief of negatief zijn.

Wanneer een + en een - draad elkaar ontmoeten, kan er sporevorming optreden. Als bij gunstig weer de bijen iets te veel broed aanzetten en ze bij verslechtering van de weersomstandigheden het broed niet warm genoeg kunnen houden, kan het zogenaamde kalkbroed ontstaan.

De ziekte manifesteert zich het meest in het voorjaar. De vatbaarheid voor kalkbroed of het onvoldoende weerstand kunnen bieden aan deze broedaantasting, is ook enigszins erfelijk. Het omwisselen van de moer doet de ziekte meestal direct verdwijnen.

De verdroogde larven zijn wit van kleur. Als er spore vorming optreedt, kleuren de dode larven donker.

Hiernaast zijn beide soorten zichtbaar. De sporen worden via de mond opgenomen en ontkiemen in de darm van de larve.

Het mycelium begint in de darm te groeien en breekt door de darmwand van de larve. Het mycelium groeit uiteindelijk door het achterlijf van de larve heen waarbij het vaak de kop intact laat.

Er kan zo een kalkwitte mummie ontstaan. De schimmel Ascosphaera apis groeit het best bij een temperatuur van rond de dertig grC.

Experimenten hebben aangetoond dat de gevoeligheid voor infectie het grootst is vlak nadat het broed gesloten is.

Temperatuurdalingen onder de 35grC die enkele uren aanhouden, verhogen de kans op infectie.

Iedere larve die geïnfecteerd raakt, produceert ongeveer 100 miljoen sporen. Het meest hiervan zullen door de bijen met de lijkjes naar buiten worden gewerkt. Vele sporen zullen echter via de voedseloverdracht weer bij nieuwe larven terecht komen.

Ook komen er sporen in de voorraad van het volk terecht.

In 2008 zijn in Nederland 170 imkers bezocht en van 850 volken monsters genomen en onderzocht. Bij dit onderzoek is in 36 % van de volken kalkbroed aangetroffen.

De verspreiding

Larven die getroffen zijn door kalkbroed kunnen miljoenen sporen bij zich dragen. De sporen hebben allemaal een kleverige laag, die hen in staat stelt om aan de cellen en volwassen bijen te kleven. Dit is de slapende fase van de schimmel.

De schimmel kan gedurende meer dan drie jaar besmettelijk blijven.

Kalkbroed is echter zelden een ernstige ziekte en het effect op de meeste volken is gering. De ziekte treedt vooral op in volken die moeite hebben om hun kroost voldoende zorg te geven. Kalkbroed komt daarom het meest voor in zwakke volken en tijdens de vroege lente.

Zowel door het uitwisselen van materialen onderling als het vervliegen van de bijen kunnen de sporen zich verspreiden tussen de volken. Sporen van kalkbroed zijn waarschijnlijk in het merendeel van de volken aanwezig. De sporen kunnen in zelfs ogenschijnlijk onaangetaste volken aangetoond worden.

Ziektebeeld

De volgende signalen kunnen duiden op een kalkbroed infectie:

- Larven gaan meestal vlak na het sluiten van het broed dood.

- Koninginnenlarven worden gewoonlijk niet geïnfecteerd.

- Kleine gaatjes in de celdeksels.

- In het open broed ogen de larven gezwollen, sponsachtig en nemen soms de zeshoekige vorm van de broedcel aan. Later verharden ze en blijven ze wit tenzij er spore vorming optreedt, dan kleuren ze grijs/zwart

- De celdeksels van het zieke broed worden door de werksters verwijderd.


Maatregelen

Er zijn geen specifieke geneesmiddelen beschikbaar voor kalkbroed.

De meest effectieve voorzorg is het vermijden van voorwaarden die gunstig zijn voor de ontwikkeling van kalkbroed.

Het houden van sterke en krachtige volken die duidelijk hygiënisch gedrag vertonen is de beste voorzorg.


Voorkomen is beter dan genezen.

Er is geen algemeen gebruikelijke behandelingsmethode omdat hiervoor de noodzaak niet aanwezig is.

Preventie door sterke volken en schone raat is een krachtige methode. In de literatuur is verder terug te vinden dat het vlieggat kan worden vergroot voor een betere ventilatie. De vatbaarheid voor kalkbroed of het onvoldoende weerstand kunnen bieden aan deze broedaantasting, is ook enigszins erfelijk.

In ernstige gevallen de moer vervangen door een moer uit een kalkbroedvrij volk.

(Bron: cursus Bijenziekten NBV)


Overzichtpagina Bijenziekten en plagen.