Stuifmeel

Uit Imkerpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Stuifmeel in de cellen. De bijen vullen de cellen met stuifmeel nooit helemaal vol.
Samengesteld door Roger De Croock: De kleur van de stuifmeelklompjes verraden op welke bloemen onze bijen het stuifmeel verzamelden.

Voor onze honingbij is stuifmeel één van de vier belangrijkste door de haalbijen uit de natuur te halen benodigde grondstoffen. Bijen oogsten en verwerken stuifmeel als bron van eiwitten, vetten en vitaminen.

Voor het woord 'stuifmeel' gebruiken we ook vaak het Engelse woord 'pollen'.


Stuifmeel is ruwweg het plantaardig equivalent van de dierlijke zaadcellen, en wordt aangemaakt in de meeldraden van bloemen.

De bloemen van verschillende planten leveren ook vaak heel verschillend stuifmeel. Omdat het stuifmeel van verschillende planten verschilt in samenstelling is voor onze honingbij een gevarieerde consumptie van stuifmeel zeer belangrijk.

Onderstaand worden er en paar met elkaar (en met geen stuifmeel) vergeleken:

  • geen stuifmeel: bijen leven 29 – 30 dagen (hier ontvangen de larven hun eiwit dus enkel door uitputting van het vetlichaam van de voedsterbijen)
  • mais stuifmeel: bijen leven 29 – 30 dagen (mais stuifmeel lijkt dus geen toegevoegde waarde te hebben!)
  • paardenbloem : bijen leven 39 dagen
  • appel stuifmeel: bijen leven 42 – 49 dagen
  • wilgen stuifmeel: bijen leven 46 dagen

Indien er een eenzijdig aanbod van stuifmeel is dan kan dat in het bijenvolk leiden tot gebrekkige uitvoering van bepaalde taken. Bijen die bijvoorbeeld hoofdzakelijk zijn opgegroeid met stuifmeel van de paardenbloem zijn niet in staat bijenwas te produceren. In stuifmeel van de paardenbloem ontbreekt namelijk het daarvoor essentiële eiwit Arginine.

Onze honingbij is helaas niet in staat om stuifmeel met een hogere voedingswaarde te onderscheiden van stuifmeel met een lagere voedingswaarde[1]. Ze verzamelen hierdoor soms zelfs stoffen die helemaal geen stuifmeel zijn, maar er wel op lijken (zoals zaagsel, en braamroest).


Vooral de bijenlarven hebben de (plantaardige) eiwitten (en vetten en vitaminen) uit het stuifmeel nodig, en ook volwassen bijen hebben hier (in mindere mate) nog steeds behoefte aan. Echter, alleen de jongste bijen kunnen vers stuifmeel verteren totdat ze zo'n 11 dagen oud zijn. Zowel de overige volwassen bijen als de larven worden daarom in hun eiwitbehoefte voorzien door de zogeheten voedsterbijen (een taak vanaf dag 4 in de binnendienst).


Stuifmeel dat niet direct wordt geconsumeerd ondergaat in de cel een fermenteringsproces (melkzuurgisting) waardoor het betreffende stuifmeel beter houdbaar en beter verteerbaar wordt. Het eindproduct wordt bijenbrood genoemd.

De bijen slaan het stuifmeel het liefst middenin het broednest op, en daar zie je soms ook wel een celletje met stuifmeel zitten, maar omdat de voedsterbijen het dichtsbijzijnde stuifmeel het snelst consumeren, en omdat in het broednest een leeg celletje ook al gauw wordt gevuld met een eitje, ontstaat een meestal goed te onderscheiden bijenbrood- / stuifmeelkrans om het broednest heen.

Vers stuifmeel is kwalitatief het beste, bevat de meeste voedingsstoffen, maar in het vroege voorjaar zullen de winterbijen het moeten doen met het in het vorige najaar geproduceerde bijenbrood. Met een immer uitbreidend larvenbestand zal dit al snel onvoldoende zijn zodat het belang van een aantal mooie dagen in het vroege voorjaar, terwijl er al een aantal natuurlijke stuifmeelleveranciers zoals de krokus krokus of de wilg zijn, niet onderschat kan worden.


Als de voedsterbijen onvoldoende stuifmeel van voldoende kwaliteit voor handen hebben om het broed te voeden dan zullen ze hun eigen lichamelijke reserves aanspreken, waardoor ze zich "uitputten". Gevolg: een korter leven, een grotere vatbaarheid voor ziektes, en op termijn (bij blijvende te korten) ondervoede jonge bijen, die zelf een volgende generatie ook weer minder van dienst kunnen zijn. Dit is een neerwaartse spiraal.

Tekort aan stuifmeel kan worden voorkomen door stuifmeelramen in te hangen van een volk dat over heeft, maar als alle volken tekort hebben dan:

In agrarische gebieden kan een stuifmeel tekort ontstaan na de paardenbloem en klaver. In de stedelijke gebieden is de verscheidenheid in dracht meestal veel groter en er kunnen enorme oogsten ontstaan als met name de juiste bomen veel zijn aangeplant (wilg, acacia, linde, wilde wingerd, en klimop).

Als je na augustus geen raten met stuifmeel meer in het volk ziet dan kan het ook onzichtbaar zijn geworden omdat het bijenvolk het (bijenbrood) dan inmiddels heeft afgedekt met nat voer, en vervolgens afgesloten met een wasdeksel. Wellicht om die reden maken de bijen de cellen met alleen stuifmeel ook nooit helemaal vol. Alleen de cellen binnen het broednest worden dan nog gebruikt voor het binnenkomende verse stuifmeel.


Stuifmeel van sommige plantensoorten bevat voor bijen giftige stoffen[2]. In de Lage landen gaat het dan voornamelijk om het stuifmeel van de adderwortel, de blauwe monnikskap, de scherpe boterbloem, de honingboom, de pontische rhododendron en de witte paardenkastanje). Alleen bij het soms eenzijdig bevliegen van de scherpe boterbloem leidt dit tot opvallende bijensterfte. Meestal komt het door een bijenvolk verzamelde stuifmeel van zoveel verschillende planten, dat het effect van het stuifmeel met giftige stoffen zozeer wordt 'verdund' dat het geen nadelige effecten sorteert.


Vervoer en opslag van het stuifmeel

De bijen zijn voorzien van een stuifmeelkorfje op hun achterpoten waar ze het stuifmeel verzamelen en naar de kast vervoeren, om het daar vervolgens zelf in de cellen te deponeren. Een bij die stuifmeel in een cel wil doen, steekt haar achterlijf inclusief de achterpoten in een cel. Vervolgens veegt ze met de ene achterpoot het stuifmeel van de andere. Tezijnertijd worden de klompjes met de kop aangestampt.

In het onderstaande filmpje zie je onze honingbij telkens eerst naar een celletje zoeken waar het verzamelde stuifmeel nog (bij) in kan, om het daarna van de poten af te vegen.


Literatuur

  • Peter Elshout. Voedsel voor bijen. Bijenhouden, mei 2008.
  • Wim Reybroeck. Voedingswaardebepaling van stuifmeel, vóór en na fermentatieprocessen, voor honingbijen (Apis mellifera L.) (1983):


Voetnoten

  1. Pernal, S. F. and R. W. Currie. 2001. The influence of pollen quality on foraging behavior in honeybees (Apis mellifera L.). Behavioral Ecology and Sociobiology 51: 53-68.
  2. Henk van der Scheer en Mari van Iersel. Fout (stuif)meel!?. bijenhouden, december 2010