Tracheeënmijt: verschil tussen versies

Uit Imkerpedia
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Regel 1: Regel 1:
'''Tracheeënmijt''' ( ''Acarapis woodi Rennie'' )
+
__NOTOC__
 +
[[image:Tracheeënmijt01.jpg|thumb|right|300px|Foto: Ad Staals]]
  
De mijtziekte is een aantasting van het eerste paar tracheeën (de ademhalingsbuizen) van de volwassen bij.
+
De '''tracheeënmijt''' (''Acarapis woodi'' Rennie ) is bij [[onze honingbij]] de veroorzaker van de zogeheten '''Acarapis mijtziekte''', een aantasting van het eerste paar ademhalingsbuizen (de tracheeën). Deze ziekte kan zowel de [[koningin]], de [[werkbijen|werksters]] als de [[darren]] treffen.
  
De koningin, werksters en darren kunnen besmet worden.
 
  
De mijt is 85-116 μm lang en 57-85 μm breed, is geelwit van kleur en heeft acht poten.  
+
De tracheeënmijt is 85-116 μm lang en 57-85 μm breed, is geelwit van kleur en heeft acht poten. Op het eerste pootpaar bevinden zich tastorganen. De monddelen van de mijt, met steek/zuig mechanisme, zijn krachtig ontwikkeld. Om het steken nog verder te vergemakkelijken produceert de mijt waarschijnlijk een chitine-weekmakende stof (chitine is de "huid" van de bij).
  
De monddelen, met steek/zuig mechanisme zijn krachtig ontwikkeld.
 
  
De mijt produceert waarschijnlijk een chitine weekmakende stof, om het steken te vergemakkelijken.  
+
Onze honingbij heeft in het borststuk (de thorax) drie tracheeën. De opening van de eerste trachee wordt bedekt door een chitineflap met een haarkrans. Deze opening kan, in tegenstelling tot die van de andere andere tracheeën, niet afgesloten worden.  
  
Op het eerste pootpaar bevinden zich de tastorganen.
 
  
In de thorax (het borststuk) heeft de honingbij drie paar openingen waar de tracheeën uitmonden.  
+
Een vanaf een andere bij overgestapt bevrucht tracheeënmijt-wijfje zoekt aan de hand van luchtverplaatsingen deze eerste thorax-trachee en gaat daar naar binnen. Vervolgens voedt ze zich door de tracheewand te doorboren en het bloed van de bij (het zogeheten haemolymfe) op te zuigen. Via de aldus geboorde gaatjes kunnen helaas ook micro-organismen het haemolymfe binnendringen en kan haemolymfe in de trachee komen.
  
De opening van de eerste thoraxtrachee van de bij wordt bedekt door een chitineflap met een haarkrans.
 
  
Deze opening kan, in tegenstelling tot de andere tracheeopeningen, niet afgesloten worden.  
+
Met tussenpozen van 1 à 2 dagen legt het tracheeënmijtwijfje 6 tot 7 eitjes die praktisch even groot zijn als zijzelf. De eitjes worden met kleefstof vastgezet tegen de tracheewand. Het ei-stadium duurt 3 à 4 dagen. Uit het ei komt een 6-potige larve, waaruit een 8-potige nymfe ontstaat, waaruit na een vervelling een volwassen mijt ontstaat. Het larve/nymfe-stadium duurt 9 à 12 dagen voor een vrouwtje en 6 à 8 dagen voor een mannetje.  
  
Een bevrucht wijfje dringt de eerste thoraxtrachee binnen en legt hier, met tussenpozen van 1 à 2 dagen, 6 tot 7 eitjes die praktisch even groot zijn als de mijt zelf.
 
  
Het ei-stadium duurt 3 à 4 dagen. Uit het ei komt een beweeglijke 6-potige larve, die na een dag
+
[[image:Tracheeënmijt02.jpg|thumb|left|300px|Foto: Ad Staals]]
onbeweeglijk wordt.  
+
Bevruchtte jonge vrouwtjes verlaten de trachee weer, klimmen naar de top van een thoraxhaar en stappen dan over op langskomende bijen. De mijt kan daarbij alleen binnen dringen bij jonge bijen tot 7 à 9 dagen oud.
  
Uit deze larve ontstaat een 8-potige nymfe waaruit na een vervelling een volwassen mijt ontstaat.
 
  
Het larve/nymfe-stadium duurt 9 à 12 dagen voor het vrouwtje en 6 à 8 dagen voor het mannetje.
+
Na 2 tot 3 generaties van de tracheeënmijt kan de trachee van de bij verstopt raken door de verhardende kleefstof, de uit de boorgaatjes gelopen haemolymfe, vervellingresten en mijten. Aldus wordt de zuurstofvoorziening en de koolzuurafvoer geblokkeerd en gaat de bij ten onder.
 
 
De mijt voedt zich met haemolymfe (bloed van de bij), dat opgezogen wordt na doorboring van de tracheewand.
 
 
 
Hierdoor onttrekt de mijt voedingsstoffen van de bij aan het gebied waar de vliegspieren liggen.
 
 
 
De eitjes worden met kleefstof vastgezet tegen de tracheewand.
 
 
 
Deze kleefstof verhardt na verloop van tijd. Uit de aanprikgaatjes komt wat haemolymfe in de trachee.
 
 
 
Via deze gaatjes kunnen ook micro-organismen het haemolymfe binnendringen.
 
 
 
Na 2 tot 3 generaties kan de trachee verstopt raken door kleefstof, haemolymfe, vervellingresten en mijten.  
 
 
 
Hierdoor worden de zuurstofvoorziening en de koolzuurafvoer geblokkeerd.
 
 
 
Een bevrucht vrouwtje verlaat de trachee, klimt naar de top van een thoraxhaar en stapt dan over op een
 
langskomende bij.
 
 
 
Bij de nieuwe gastheer wordt aan de hand van luchtverplaatsingen de tracheeopening gezocht.
 
 
 
Alleen bij jonge bijen tot 7 à 9 dagen oud, kan de mijt binnendringen.
 
 
 
Buiten het bijenlichaam kan de Tracheeënmijt slechts enkele uren in leven blijven.
 
 
 
In dode bijen blijft de mijt enkele dagen in leven. Een bij is twee tot drie weken oud voordat er nieuwe bevruchte wijfjes uit de trachee komen.
 
  
  
 
==Verspreiding==
 
==Verspreiding==
 +
In dode bijen blijft de mijt nog enkele dagen in leven, maar buiten het bijenlichaam kan de tracheeënmijt nog slechts enkele uren in leven blijven. De verspreiding van de tracheeënmijt kan daardoor alleen plaatsvinden door onderling contact tussen bijen. De overwintering en drachtloze perioden zijn daarvoor dus optimaal, en dan is de besmetting door de mijt met de kwalijke gevolgen daarvan dan ook het hoogst. Een volk waarvan 20 - 30% van de bijen geïnfecteerd is met de Tracheeënmijt, heeft een grote kans om in het voorjaar ernstig te verzwakken en te sterven.
  
In de zomer is de bij dan al vliegbij.  
+
In de zomer heeft besmetting van een bij door de mijt daarentegen veel minder snel grote gevolgen voor het gehele volk. Een bij is twee tot drie weken oud voordat er nieuwe bevruchte wijfjes uit de trachee komen. In de zomer is de bij dan al vliegbij, en bij veel vliegactiviteit is de kans op overstappen op een andere bij klein. Bij een constant aanbod van nectar en stuifmeel kan het besmettingspercentage dus erg laag worden. In de zomer blijft de groei van de mijtenpopulatie bovendien achter bij de snelle groei van het bijenvolk.
  
Bij veel vliegactiviteit is de kans op overstappen op een andere bij klein.
+
In Nederland en België wordt een besmettingspercentage waarbij problemen optreden overigens zelden bereikt
 
 
Bij een constant aanbod van nectar en stuifmeel kan het besmettingspercentage erg laag worden.
 
 
 
Bij drachtpauzes tijdens het actieve seizoen loopt het besmettingspercentage op.
 
 
 
Bovendien blijft door de snelle groei van het bijenvolk, de groei van de mijtenpopulatie in de zomer achter bij die van de bijen.
 
  
  
 
==Ziektebeeld.==
 
==Ziektebeeld.==
 
+
Een grote hoeveelheid krabbelaars voor de kast na de eerste reinigingsvlucht.  
Een ½ kg krabbelaars voor de kast na de eerste reinigingsvlucht.  
 
 
 
Een volk waarvan 20 - 30% van de bijen geïnfecteerd is met de Tracheeënmijt, heeft een grote kans om in het voorjaar ernstig te verzwakken en te sterven.
 
 
 
In Nederland en België wordt een besmettingspercentage waarbij problemen optreden zelden bereikt
 
  
  
 
==Maatregelen.==
 
==Maatregelen.==
 
+
Er is geen specifieke bestrijdingsmethode tegen de tracheeënmijt. Meestal is de toegepaste [[varroabestrijding]] ook voldoende om de mijtziekte te voorkomen.
Er is geen specifieke bestrijdingsmethode voor de Tracheeënmijt.  
 
 
 
Meestal is de varroabestrijding, die wordt toegepast, voldoende om de mijtziekte te voorkomen.
 
 
 
 
 
 
 
(Bron; Bijengezondheid NBV)
 
  
  
'''Overzicht [[bijenziekten en plagen]].'''
+
==Navigatie==
 +
* Naar [[Bijenziekten en plagen|Overzicht Bijenziekten en plagen]].

Versie van 29 jan 2010 22:18

Foto: Ad Staals

De tracheeënmijt (Acarapis woodi Rennie ) is bij onze honingbij de veroorzaker van de zogeheten Acarapis mijtziekte, een aantasting van het eerste paar ademhalingsbuizen (de tracheeën). Deze ziekte kan zowel de koningin, de werksters als de darren treffen.


De tracheeënmijt is 85-116 μm lang en 57-85 μm breed, is geelwit van kleur en heeft acht poten. Op het eerste pootpaar bevinden zich tastorganen. De monddelen van de mijt, met steek/zuig mechanisme, zijn krachtig ontwikkeld. Om het steken nog verder te vergemakkelijken produceert de mijt waarschijnlijk een chitine-weekmakende stof (chitine is de "huid" van de bij).


Onze honingbij heeft in het borststuk (de thorax) drie tracheeën. De opening van de eerste trachee wordt bedekt door een chitineflap met een haarkrans. Deze opening kan, in tegenstelling tot die van de andere andere tracheeën, niet afgesloten worden.


Een vanaf een andere bij overgestapt bevrucht tracheeënmijt-wijfje zoekt aan de hand van luchtverplaatsingen deze eerste thorax-trachee en gaat daar naar binnen. Vervolgens voedt ze zich door de tracheewand te doorboren en het bloed van de bij (het zogeheten haemolymfe) op te zuigen. Via de aldus geboorde gaatjes kunnen helaas ook micro-organismen het haemolymfe binnendringen en kan haemolymfe in de trachee komen.


Met tussenpozen van 1 à 2 dagen legt het tracheeënmijtwijfje 6 tot 7 eitjes die praktisch even groot zijn als zijzelf. De eitjes worden met kleefstof vastgezet tegen de tracheewand. Het ei-stadium duurt 3 à 4 dagen. Uit het ei komt een 6-potige larve, waaruit een 8-potige nymfe ontstaat, waaruit na een vervelling een volwassen mijt ontstaat. Het larve/nymfe-stadium duurt 9 à 12 dagen voor een vrouwtje en 6 à 8 dagen voor een mannetje.


Foto: Ad Staals

Bevruchtte jonge vrouwtjes verlaten de trachee weer, klimmen naar de top van een thoraxhaar en stappen dan over op langskomende bijen. De mijt kan daarbij alleen binnen dringen bij jonge bijen tot 7 à 9 dagen oud.


Na 2 tot 3 generaties van de tracheeënmijt kan de trachee van de bij verstopt raken door de verhardende kleefstof, de uit de boorgaatjes gelopen haemolymfe, vervellingresten en mijten. Aldus wordt de zuurstofvoorziening en de koolzuurafvoer geblokkeerd en gaat de bij ten onder.


Verspreiding

In dode bijen blijft de mijt nog enkele dagen in leven, maar buiten het bijenlichaam kan de tracheeënmijt nog slechts enkele uren in leven blijven. De verspreiding van de tracheeënmijt kan daardoor alleen plaatsvinden door onderling contact tussen bijen. De overwintering en drachtloze perioden zijn daarvoor dus optimaal, en dan is de besmetting door de mijt met de kwalijke gevolgen daarvan dan ook het hoogst. Een volk waarvan 20 - 30% van de bijen geïnfecteerd is met de Tracheeënmijt, heeft een grote kans om in het voorjaar ernstig te verzwakken en te sterven.

In de zomer heeft besmetting van een bij door de mijt daarentegen veel minder snel grote gevolgen voor het gehele volk. Een bij is twee tot drie weken oud voordat er nieuwe bevruchte wijfjes uit de trachee komen. In de zomer is de bij dan al vliegbij, en bij veel vliegactiviteit is de kans op overstappen op een andere bij klein. Bij een constant aanbod van nectar en stuifmeel kan het besmettingspercentage dus erg laag worden. In de zomer blijft de groei van de mijtenpopulatie bovendien achter bij de snelle groei van het bijenvolk.

In Nederland en België wordt een besmettingspercentage waarbij problemen optreden overigens zelden bereikt


Ziektebeeld.

Een grote hoeveelheid krabbelaars voor de kast na de eerste reinigingsvlucht.


Maatregelen.

Er is geen specifieke bestrijdingsmethode tegen de tracheeënmijt. Meestal is de toegepaste varroabestrijding ook voldoende om de mijtziekte te voorkomen.


Navigatie